. De flora van Nederland. Plants. 302 JUNCACEAE. — FAMILIE Juncus squarrosus Fig. 212. samengedrukt, aan de eene zijde gewelfd, veel langer dan de wortelbladen. De bladen hebben een tamelijk wijde, geoorde scheede en een smalle, borstelvormige, stijve, afstaande, iets geel- of bruingroene schijf. De bloeiwijze is meest een samengestelde speer, 3-10 cM lang. Het onderste schutblad is meest bladachtig, korter dan de bloeiwijze, de andere schutbladen zijn vliezig. De bloemen staan meest dicht bijeen. De schutblaadjes zijn breed lancet- vormig, in het midden groen, vliezig gerand, circa 6 mM


. De flora van Nederland. Plants. 302 JUNCACEAE. — FAMILIE Juncus squarrosus Fig. 212. samengedrukt, aan de eene zijde gewelfd, veel langer dan de wortelbladen. De bladen hebben een tamelijk wijde, geoorde scheede en een smalle, borstelvormige, stijve, afstaande, iets geel- of bruingroene schijf. De bloeiwijze is meest een samengestelde speer, 3-10 cM lang. Het onderste schutblad is meest bladachtig, korter dan de bloeiwijze, de andere schutbladen zijn vliezig. De bloemen staan meest dicht bijeen. De schutblaadjes zijn breed lancet- vormig, in het midden groen, vliezig gerand, circa 6 mM lang. De bloemdekbladen zijn vlie- zig, eirond, afgeknot, bruinachtig, breed witvliezig gerand, even lang als de doosvrucht ffig. 212). Meeldraden zijn er 6, zij hebben helmknopjes, die langer zijn dan de helmdraden. De stijl is kort, de stempels zijn rood, lang, rechtopstaand. De doosvrucht is cylindrisch-eirond, afgeknot, stekelpuntig, geelbruin en bevat groote, bruine zaden. 2].. 1,5-3 dM. Juni—Augustus. Deze soort heeft van alle inlandsche de grootste bloemen. Biologische bijzonderheden. Ook bij deze soort is het gelijktijdig bloeien van vele bloemen, terwijl er dan eenige dagen volgen, waarop er geene opengaan en dan in eens weer vele, duidelijk waar te nemen. De bloeitijd is korter dan 12 uur. De bloemen openen zich vroeg in den morgen en zijn dan vrouwelijk, tegen 8 uur dés morgens worden zij tweeslachtig en sluiten zich in den namiddag. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in West- en Midden-Europa op vochtige plaatsen in bosschen en in heiden voor en is bij ons algemeen. Volksnamen. In Oost-Drente heet de plant trekrusch en padrusch. J. balticus'j Wiild. Noorsche rusch (fig. 213). Deze plant is gras- of grijsgroen, los zodenvormend. kruipenden wortelstok. De stengels zijn stijf rechtopstaand of iets gebogen, meest rond, geheel glad (in gedroogden toestand zwak ge- streept). De bladen aan den voet van den stengel zijn tot gele of geelbruine, iets glan


Size: 1434px × 1743px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants