. De flora van Nederland. Plants. PAM1L1F-: 22. Cl'PULlFERAE — 11. Gorylus Avellana Fig. 7. (fi^. 7) en zijn in den herfst reeds annwezi.^. Aan de spil vindt men scluit- bladen, in wier oksel één mannelijke bloem staat. Deze heeft 2 schiit- blaadjes, die grootendcels met het schutblad vergroeid zijn. De schutbladen zijn omgekeerd eirond, loopen vvigvormig toe en zijn aan de rugzijde zacht behaard (fig. 7). ledere bloem bestaat uit 4 meeldraden. schijnbaars, doordat iedere meeldraad in 2en is gedeeld (fig. 7). Iedere helmknop is dus l-hokkigen heeft een kuifje aan den top. De vrouwelijke bloeme


. De flora van Nederland. Plants. PAM1L1F-: 22. Cl'PULlFERAE — 11. Gorylus Avellana Fig. 7. (fi^. 7) en zijn in den herfst reeds annwezi.^. Aan de spil vindt men scluit- bladen, in wier oksel één mannelijke bloem staat. Deze heeft 2 schiit- blaadjes, die grootendcels met het schutblad vergroeid zijn. De schutbladen zijn omgekeerd eirond, loopen vvigvormig toe en zijn aan de rugzijde zacht behaard (fig. 7). ledere bloem bestaat uit 4 meeldraden. schijnbaars, doordat iedere meeldraad in 2en is gedeeld (fig. 7). Iedere helmknop is dus l-hokkigen heeft een kuifje aan den top. De vrouwelijke bloemen zitten in bloeiwijzen, die den vorm van bladknoppen hebben, doch van deze te onderscheiden zijn, doordien de bloedroode stempels er tijdens den bloeitijd uit te voorschijn komen. Zulk een knop bestaat uit verscheiden schubben, in de oksels der onderste zitten geen bloemen, in de oksels der bovenste echter een bijschermpje, dat door het niet ontwikkeld zijn der middenbloem slechts 2-bloemig is. Ieder bloempje heeft 2 schutblaadjes, die met het schutblad der bloei wijze (de schub van straks) vergroeid zijn en bestaat verder uit een vruchtbeginsel, dat een vrijen. iets getanden rand bezit (het bloemdek) met 2 draadvormige, purperkleurige stempels. Het vruchtbeginsel is 2-hokkig. ieder hokje met 1 eitje. De vrucht is een meest eenzadige noot met harden wand. Het schutblad groeit met de schutblaadjes samen tot een groen, bekervormig, onregel- matig ingesneden omwindsel om de vrucht (de hazelnoot) (fig. 7). De zaden bezitten geen kiemwit. bij de ontkieming blijven de zaadlobben onder den grond. K 18-36 dA\. Febr.—April. Biologische bijzonderheden. Aan de onderzijde der bladen treft men domatiën aan, haarbundeltjes in de hoeken der zijnerven, die als woon- plaats voor mijten dienen (zie Tilia). Ook leven deze wel op plaatsen, die gevormd worden door de versmolten randen der hoofd- en zijnerven. De bloemen zijn bij Corylus echte windbloemen (zie Betuia en ook de inleiding). Zi


Size: 1453px × 1721px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants