. De flora van Nederland. Plants. 436 COMPOSITAE. â FAMILIE 109. lang als de breedte van het middenveld. De bloemen zijn meest alle 2-slachtig, even groot, dus de hoofdjes niet stralend. De bloemkroon is lichtpurper. De vruchten zijn wit met lichtgrijze strepen, zij zijn bijna alle gekroond door een zeer kleine haarkroon, die ^ â¢>, maal zoo lang is als de vrucht. 3-10 dM. 4. JuliâHerfst. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in West- en Zuid-Europa in boschachtige, heuvelachtige streken en langs wegen voor. Zij is bij ons vrij algemeen en wordt het meest op zeeklei in Zeeland,


. De flora van Nederland. Plants. 436 COMPOSITAE. â FAMILIE 109. lang als de breedte van het middenveld. De bloemen zijn meest alle 2-slachtig, even groot, dus de hoofdjes niet stralend. De bloemkroon is lichtpurper. De vruchten zijn wit met lichtgrijze strepen, zij zijn bijna alle gekroond door een zeer kleine haarkroon, die ^ â¢>, maal zoo lang is als de vrucht. 3-10 dM. 4. JuliâHerfst. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in West- en Zuid-Europa in boschachtige, heuvelachtige streken en langs wegen voor. Zij is bij ons vrij algemeen en wordt het meest op zeeklei in Zeeland, in de duinen bij den Hoek van Holland en in Overijsel gevonden. Op loss is zij niet aangetroffen en bijna niet in de provinciën Friesland, Groningen en Noord-Brabant. Volksnamen. In Limburg spreekt men van wambuisknoopen, op Zuid- Beveland van kaarnoffel. Hier zij vermeid C. amara^) L. (fig. 548), die gevonden zou zijn in liet Heemsl<erkerduin (waarsciiijnlijl< is de gevonden plant echter een vorm van C. Jacea). Daar het echter niet onmogelijk is, dat de plant hier zou worden aangetroffen, aangezien zij aan den linker- oever van den Rijn in Midden-Duitschland vrij algemeen schijnt voor te komen, volge hier de beschrijving. De plant is kort behaard, witachtig. De takken van den stengel zijn dun, uitgespreid of meer opgericht. De bladen zijn smal, de bovenste lijn- of lijn-lancetvormig, de bloem- hoofdjes dragende schutbladen korter dan het omwindsel. De hoofdjes zijn kleiner dan bij C. Jacea, zij hebben een bijna bolrond omwindsel, waarvan de blaadjes verborgen zijn onder de vliezige, uitgeholde, bleeke, witte of lichtbruine, gave of ingescheurde aanhangsels (fig. 548). De bloemen zijn purper, de buitenste stralend. De vrucht is aan den top naakt. 3-6 dM. juniâ Centaurea amara Fis. 548. C. pseudo-phrygia-) C. A. Meijer. Boschcentaurie. Bij deze soort is de stengel rechtopstaand, niet vertakt of naar boven scherm-pluimvormig vertakt, beneden vaak rood


Size: 1425px × 1754px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants