. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 16. — NAJADACEAE. — 363 De dwarsnerven staan vrij ver uiteen, loopen onregelmatig en zijn soms onduidelijk. De scheeden in de bladoksels (tig. 278) zijn breed, totP - cM lang, witachtig geel, vaak iets stijf. De aren zijn kort, dicht 6-8-bloemig. De aarstelen zijn slechts even lang als of nauwelijks langer dan de aar (meest niet meer dan 1 cM lang). De vrachtjes (fig. 278) zijn scheef omgekeerd-eirond, circa 2 niM lang, iets knobbelig, van buiten stomp gekield, met een vrij lang (1 mM) recht spitsje. 3—9dM. 4. Juni—Augustus. Biologische bijzonderheden.
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 16. — NAJADACEAE. — 363 De dwarsnerven staan vrij ver uiteen, loopen onregelmatig en zijn soms onduidelijk. De scheeden in de bladoksels (tig. 278) zijn breed, totP - cM lang, witachtig geel, vaak iets stijf. De aren zijn kort, dicht 6-8-bloemig. De aarstelen zijn slechts even lang als of nauwelijks langer dan de aar (meest niet meer dan 1 cM lang). De vrachtjes (fig. 278) zijn scheef omgekeerd-eirond, circa 2 niM lang, iets knobbelig, van buiten stomp gekield, met een vrij lang (1 mM) recht spitsje. 3—9dM. 4. Juni—Augustus. Biologische bijzonderheden. De vegetatieve vermenigvuldiging heeft plaats door winterknoppen. De bladdragende en soms ook de bloemdragende takken groeien in het najaar niet veel meer in de lengte, zoodat er nu korte leden ontstaan, die een dichte, gesloten knopvormen. De onderste bladen van deze zijn gewoon, hebben alleen een verlengde schijf, doch de bovenste leggen zich stevig tegen elkaar. Zij staan 2-rijig gerangschikt en doen zoo een langwerpig, samengedrukt, vierkant lichaam ontstaan, dat door de groote dunvliezige scheeden in de oksels der onderste bladen omsloten wordt. Sterft nu de stengel, dan dalen deze winterknoppen door hunne zwaarte (de weefsels zijn gevuld met fijnkorrelig zetmeel) op den bodem en blijven tot het voorjaar liggen, als de kleine knopjes in de bladoksels uit gaan loopen en nieuwe planten doen ontstaan. Voorkomen in Europa en in Nederland. Deze soort komt in Midden- en Noord-Europa in slooten en plassen voor. Bij ons komt zij in de veen- streken, vooral der Oostelijke provinciën vrij algemeen voor. P, mucronatus 1) Schrad. Puntig fonteinkruid (fig. 279). Deze onbehaarde plant heeft een dunnen, nog niet 1 mM dikken, vrij lang kruipenden, rijk vertakten wortelstok. De stengels zijn wijd vertakt, samengedrukt met afge- ronde kanten, tot meer dan 1 mM breed met meest 3-5 cM lange stengelleden en meest tal van in de ok- sels der bladen staande bundels van korte takjes. De
Size: 1395px × 1790px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants