. Zederyke zinnebeelden der tonge . ang \ IEMANTS z?4 ZINNEBEELDENIEMANTS WOORDEN Fallit Imago. \\r at luft geniet t nieusgierige gezicht, Als t konftglas, naar zyn eigenfchap gefleepen, En in het raam van een Lantaarn gegreepen, Maalt op den muur der kamer, voor het lichtDes daaghs geflopt, een landtfchap met zyn hoven, Geboomte en vee, zoo konftigh als penfeeiOoit fchilderde, (lont t onderft hier niet boven, Or averechts t gedeelte voor t geheel,Zoo leent een man, beroofdt van billyk oordeel, Zyn gretigh oor naar t geen wordt aangebraght, Hoe zeer verdraaydt df liflighl
. Zederyke zinnebeelden der tonge . ang \ IEMANTS z?4 ZINNEBEELDENIEMANTS WOORDEN Fallit Imago. \\r at luft geniet t nieusgierige gezicht, Als t konftglas, naar zyn eigenfchap gefleepen, En in het raam van een Lantaarn gegreepen, Maalt op den muur der kamer, voor het lichtDes daaghs geflopt, een landtfchap met zyn hoven, Geboomte en vee, zoo konftigh als penfeeiOoit fchilderde, (lont t onderft hier niet boven, Or averechts t gedeelte voor t geheel,Zoo leent een man, beroofdt van billyk oordeel, Zyn gretigh oor naar t geen wordt aangebraght, Hoe zeer verdraaydt df liflighlyk bedacht,Als flechts de zaak kan (Irekken tot zyn voordeel. Of neemt zelfs luft uit fpdttens luft, df nydtOp snaaftens reen en handeling te letten, Fn, waar de zin het eenighzins maar lydt,Elks redenen in quaade plooy te zetten. Ddch hoe trouwloos ook haat en lafter woedt,En fchoonen glimp aan hun bedryf magh geeven,De deugdt weet nooit van wankien df van fneeven; Maar blyft in ramp en laftring wel gemoedt. Am- iet T O N G E. rtf. •—— Ambigu afi quando citabcre tefits%Incertaque rei^ Pbalaris Heet imperet, ut fitFalfetS) y admoto diclet perjuria tauro:Summum ere de nefas animam praferre pudori%Et propter vitam vivendi ferdere caufas. Jüyen. I iU ZINNEBEELDEN I k hebbe my voorgezet, ik wil my hoeden, dat ik nietzondige met me tunge. zegt de koninklykeHarpenaar;want, inaien iemnnt in woorden niet ftruikelt , die iseen volmaakt man , maghttgh om ook het geheele lichaamin den toom te houden , gelyk de Apcüel Jacobus inhet tweede hoofdtftuk van zynen algemeenenzendtbriefbetuigt, het komt my ook als eene beveftighde waar-heidt voor, dat niets den menfch in meerder kleinach-tinge brengt, dan dat men 200 wel in zyne woordenals werken betoont een menfch te weezen, en dat nietsmeerder verachtinge toebrengt, dan zich aanbeeflelykedriften van onmatige gramfchap, dollen haat, en vy-andtlyke vervolRinge 7yner evenmenfchen over te gee-ven. oneer andere uitwerkzelen van haat e
Size: 1608px × 1554px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookauthorfolkemajacob169217, bookdecade1710, booksubjectemblems