. Zeevsche nachtegael, ende des selfs dryderley gesang, ... . -^Laet u bedruck^e K^rck^ niet hulpeloos yergaen. C 2. T>e 20 J)e damp klimt in de lucht van veel benaudefuchten,^Die moedeloos yolmoct tot uwegoethejt vluchten^iVte moeloos door de fondfc hier in der hellen fijght,T)ie moedicht ugenaedy dat hj ten hemel fiijght^^En hidt^enjmeeü^enfchrejt^ en derf om bystant ^ergeT>ie hj niet heeft ontfien totgrimmicheyt te {ennen on/efchult! en yallen in ootmoedt^Eendrachtich met heromv^u Adajejlejt te Doet *belijden dat met een is onder ons gevonden^T)ie niet gepropt is yolyerdoem


. Zeevsche nachtegael, ende des selfs dryderley gesang, ... . -^Laet u bedruck^e K^rck^ niet hulpeloos yergaen. C 2. T>e 20 J)e damp klimt in de lucht van veel benaudefuchten,^Die moedeloos yolmoct tot uwegoethejt vluchten^iVte moeloos door de fondfc hier in der hellen fijght,T)ie moedicht ugenaedy dat hj ten hemel fiijght^^En hidt^enjmeeü^enfchrejt^ en derf om bystant ^ergeT>ie hj niet heeft ontfien totgrimmicheyt te {ennen on/efchult! en yallen in ootmoedt^Eendrachtich met heromv^u Adajejlejt te Doet *belijden dat met een is onder ons gevonden^T)ie niet gepropt is yolyerdoemelicl^ fonden^Door tovertreden van u vpetten en gheboon^Hebt mè^ lyen met ons^ om tijen van u )oet on/e haters fien (die trots ^ijn en yermeten^T>atghj ons ivelcajiijt, maer niet en mlt u yerdrieten dat ons herten-leet en clachtVa hun iveljjfijtigydreuts^en f hamper wert belachtyHelaes ! I^ert u tot ons; op dat ons bitter fchrejen^n yreucht Derh^er^en ivj metfang u lofverbrejen. Anna Roemers. Ex Ex minimis j^atet ipfe T>etis. 21. Nietifler oyt van God foocleynen ( Wijft fijn Schepper aan ,•Men kan uyc alledingh ghelijck met handen rapen, Dat God dat heeft ghedaan : (den Siet maar een plantjen aan, een ftruyckjen kleyn van waar-Het toont dat God daar is^Want ^tWefcn dat het heeft,koomt niet eerft nyt der aarden. Maar van Gods macht Leven dat het heeft, kan niemand haar oock gevenDan God die boven leeft : C 3 Wan- 12 Wanneer gliy oock aanfiet de kond daar in Vérheven, De draatjens die hec heeft,Het fteehjen mee fijn blad^ de worteltjens leer teere, Soo moet ghy berden uyt,Endfegghen over-luyd,dat niemand als deHeere Ghefcbapen heeft dat kruyd. ^ec/enc^nghe op het eerfte Capittel (jenejis <ucin dejcheffinghe des ^eerelds. A Ltemet ben ick ghewent■^^Tot het nieuv^ e Teftament,Altemet fbo keer ick weerTot der loden oude als nu en dan mijn gheeftTe vermaken aldermeéft. Nu Coo valt my in de handMofès, die God t


Size: 1798px × 1390px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorvenneadriaenpieterszvande15891662, booksubjectemblems