. De flora van Nederland. Plants. Familie 30. — CHENOPODIACEAE. 91. B. Plan! ceiijarit; . 1—5 ciM ,-. Stcnj^'ols kruidachtig, rechtopstaand of liggend. Bladen 1—3 cM lanj;, vaak spits of bijna stomp, blauw>,'rocn of roodachtig, bij hef drogen niet zwart wordend. Zaden meest horizontaal S. maritima biz. 91. S. fruticósa') Forsk. (Schoberia friiticosa C. A. Meijer. Salsola fruticosa de Gorter). Gr 00 Ie zont mei de. (Fip;. 92.) De plant is heesterachtig, onbeiiaard, groen, rechtopstaand, met witachtige , sterk bebladerde en sterk vertakte takken. De bladen zijn blauwgroen , staan di:ht
. De flora van Nederland. Plants. Familie 30. — CHENOPODIACEAE. 91. B. Plan! ceiijarit; . 1—5 ciM ,-. Stcnj^'ols kruidachtig, rechtopstaand of liggend. Bladen 1—3 cM lanj;, vaak spits of bijna stomp, blauw>,'rocn of roodachtig, bij hef drogen niet zwart wordend. Zaden meest horizontaal S. maritima biz. 91. S. fruticósa') Forsk. (Schoberia friiticosa C. A. Meijer. Salsola fruticosa de Gorter). Gr 00 Ie zont mei de. (Fip;. 92.) De plant is heesterachtig, onbeiiaard, groen, rechtopstaand, met witachtige , sterk bebladerde en sterk vertakte takken. De bladen zijn blauwgroen , staan di:ht opeen , zijn kort (5—6 mM), bijna cylindrisch , stomp of kort toegespitst. naar den voet versmald. Zij worden bij het drogen zwart. De bladen, in wier oksels de 1—3-bloemige hoopjes staan, zijn langer dan die hoopjes. Het bloemdek om de vrucht is opgezwollen, bijna bolrond, met stomp ovale , samenneigende slippen. Het zaad is meest vertikaal, glad, glanzend. i>. 5—10 dM. Mei—October. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant behoort thuis aan de kusten der Middellandsche Zee en van den At- lantischen Oceaan (Frankrijk, Spanje). Zij is bij ons bij Zwijndrecht en op Walcheren en Texel gevonden. S. msritima-) Don. (Chenopodium maritimum L., Schoberia maritima C. A. Meijer). Kleine zo ut me 1de. (Fig. 93). De plant is blauwgroen, vaak rood aangeloopen en sappig en heeft een dunnen, spilvormigen wortel, waaruit een kruidachtige, aan den voet stevige, los bebladerde stengel opschiet, die meest van den voet af ver- takt is en opstijgende of liggende, meest dicht met kortere takjes bezette, takken heeft. De bladen zijn vleezig, zittend, langwerpig tot lijnvormig, met breederen voet. Zij zijn van boven vlak, van onderen ge- welfd, de onderste zijn vaak stomp, de hoogere meer spits met witachtigen rand. Zij zijn 1—3 cM lang, de bloemdragende kleiner, doch langer dan de 2—3-bloemige kluwens, die door zeer kleine witvliezige, breed eironde, spitse schutblaadjesge-
Size: 1348px × 1854px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants