. Album der Natuur. 52 DE STEMWERKTUIGEN DER INSECTEN. Fig. 4. geval met die der Sprinkhanen en Krekels. Zoowel in de vrije natuur, als achter den haard binnen de muren der stad, hebben wij gelegenheid daarmede kennis te maken. Vestigen wij 't eerst onzen blik op de Sprinkhanen. Eenigen dezer hebben een sabelvormigen eier- legger en lange dunne sprieten; dezen noemen wij Sabelsprinkha- nen; anderen missen dien eierlegger en hebben korte sprieten, deze dragen den naam van Veldsprinkhanen. Ook verschillen beide in levenswijze; terwijl de Sabelsprinkhanen zich meer in struiken en boo- men ophoude


. Album der Natuur. 52 DE STEMWERKTUIGEN DER INSECTEN. Fig. 4. geval met die der Sprinkhanen en Krekels. Zoowel in de vrije natuur, als achter den haard binnen de muren der stad, hebben wij gelegenheid daarmede kennis te maken. Vestigen wij 't eerst onzen blik op de Sprinkhanen. Eenigen dezer hebben een sabelvormigen eier- legger en lange dunne sprieten; dezen noemen wij Sabelsprinkha- nen; anderen missen dien eierlegger en hebben korte sprieten, deze dragen den naam van Veldsprinkhanen. Ook verschillen beide in levenswijze; terwijl de Sabelsprinkhanen zich meer in struiken en boo- men ophouden, leven de Veldsprinkhanen meer aan de oppervlakte van den grond. De sjirpende tonen, welke de Veldsprinkhanen op warme zomer- dagen Van uit het gras laten hooren, worden volgens den grooten empirischen wijsgeer aristoteles voort- gebracht door de beweging hunner dijen. En hoe ook latere natuuronderzoekers getracht hebben hem te verbeteren, het blijkt dat hij goed gezien had. De dij der achterste ledematen (fig. 4) vertoont de gewone knodsvormige ge- daante. Zijne naar het lichaam gekeerde oppervlakte wordt rondom omzoomd door een paar lijsten. De binnenste van deze lijsten is over een gedeelte zijner lengte bezet met sierlijke kleine tandjes, die eene lancetvormige ge- daante hebben, en ieder met hun ondereinde in eene komvormige ver- dieping vastzitten, zoodat zij een weinig veeren. (Fig. 5.) Het aantal dezer tandjes wisselt tusschen Fig. 5. J 80 en 100, maar zij zijn uiterst klein, want hunne breedte be- draagt niet meer dan V,l0 mM. Alleen in de nabijheid van het heupgewricht, juist op dat gedeelte van de dij, dat met de dekvleugels in aanraking kan gebracht worden, is de lijst met tandjes bezet. Die dekvleugels zijn, gelijk wij vroeger zagen, van een groot aantal aderen doorsne- den , en een van deze, de derde van onder, steekt boven de anderen. Achterpoot van een Veldsprink haan {Stenohothrus pratorum.). Please note that these images are extracted from scanned page image


Size: 1659px × 1505px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bhlconsortium, boo, bookcollectionbiodiversity, bookleafnumber606