. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 6. â OIMIIOCILOSSACEAE. 231 Voorkicm uit inccr dan een cellaaj^ bestaand, onder den grond. Overblijvende, meest \i\^c, kruidachtige gewassen met een zeer korten, reclitopstaanden, bijna steeds onvertakten wortelstok. Tabel tot liet determineeren der geslachten der OphioRlossaceae. A. OnvruchtlKiar bladdeel ongedeeld, netnervig. Sporangicn aan beide zijden van de middennurf van het vruchtbare bladdeel, door bladmoes verbonden, een voor en achter samcngedriilvte, lijnvormige aar vormend Ophio^^lossum biz. 231. B. Onvruchtbaar bladdeel bijna steeds gedeel
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 6. â OIMIIOCILOSSACEAE. 231 Voorkicm uit inccr dan een cellaaj^ bestaand, onder den grond. Overblijvende, meest \i\^c, kruidachtige gewassen met een zeer korten, reclitopstaanden, bijna steeds onvertakten wortelstok. Tabel tot liet determineeren der geslachten der OphioRlossaceae. A. OnvruchtlKiar bladdeel ongedeeld, netnervig. Sporangicn aan beide zijden van de middennurf van het vruchtbare bladdeel, door bladmoes verbonden, een voor en achter samcngedriilvte, lijnvormige aar vormend Ophio^^lossum biz. 231. B. Onvruchtbaar bladdeel bijna steeds gedeeld, de slippen met, althans in de laatste ver- takkingen, gaffelvormige nerven. Sporangiën aan de onderzijde van de zeer smalle slippen van het vruchtbare bladdeel, een (slechts zelden tot een aar gereduceerde) min of meer vertakte pluim vormend Botrychium bIz. 231. 1. Opliioglóssum ') Tril. 0. vulgatum-) L. Ad der tong (fig. 141). Deze plant is onbehaard en heeft een vezeligen, aan den top beschubden wortelstok. Daaruit komt ieder jaar 1 blad (zelden 2 bladen). Het onvrucht- bare bladdeel scheidt zich van het meest langere, vruchtbare in of boven het midden der plant en omvat dit aan den voet. Het is eirond tot lang- werpig-eirond, stomp, geelgroen, glanzend, ge- aderd. Het vruchtbare deel bestaat uit sporangiën, die san hunne blaadjes tot een eindelingsche aar zijn vereenigd. Deze is lijnvormig, spits, meest korter dan de steel er van, ten slotte geel. De sporangiën (fig. 141) zijn bijna bolrond, zittend, onderling vergroeid en openen zich met 2 gelijke kleppen overdwars, loodrecht op de as der aar. De dekvliesjes ontbreken. De sporen zijn fijn- knobbelig (fig. 141). 7].. 5-30 cM. Juli. De bladen sterven, nadat de sporangiën rijp zijn, af. De nog niet ontwikkelde bladen van het volgende jaar zijn door een viltig weefsel, doch niet door den voet van den bladsteel omhuld. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa in iets vochtige, vaak v
Size: 1384px × 1804px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants