. De flora van Nederland. Plants. 318 CAPRIFOLIACEAE. FAMILIE Viburnum Opulus Fig. 395. a bloem, b vruchten. scheedeachtigen voet met eenige gesteelde klieren. De steunbladen zijn borstelvormig en vallen spoedig af. De bloemen zijn wit en staan in een losse, onbehaarde, langgesteelde, eindelingsche, schermvormige pluim. Van de bloeiwijze zijn de binnenste bloemen klein, regelmatig, geelwit, 5-spletig, de buitenste zijn grooter, stralend, 5-deelig, wit, met ongelijke slippen en zijn onvrucht- baar. Er zijn 3 groene, zittende stempels. De vrucht is scharlakenrood, bolrond, de kernen zijn h


. De flora van Nederland. Plants. 318 CAPRIFOLIACEAE. FAMILIE Viburnum Opulus Fig. 395. a bloem, b vruchten. scheedeachtigen voet met eenige gesteelde klieren. De steunbladen zijn borstelvormig en vallen spoedig af. De bloemen zijn wit en staan in een losse, onbehaarde, langgesteelde, eindelingsche, schermvormige pluim. Van de bloeiwijze zijn de binnenste bloemen klein, regelmatig, geelwit, 5-spletig, de buitenste zijn grooter, stralend, 5-deelig, wit, met ongelijke slippen en zijn onvrucht- baar. Er zijn 3 groene, zittende stempels. De vrucht is scharlakenrood, bolrond, de kernen zijn hartvormige, steenharde nootjes. 1,5-3 M. t Juni. De plant lijkt wel wat op een eschdoorn, doch is ook, als er geen bloemen en vruchten aan zitten, door de karakteristieke steunbladen te onderscheiden. Biologische bijzonderheden. De bloemen rieken eenigszins als die van den haagdoorn. Zij zijn wit, tot groote bloeiwijzen vereenigd, waarvan de buitenste bloemen zeer groot en geslachtloos zijn, dus tot lokbloemen zijn vervormd, die het geheel nog veel meer doen opvallen. In de binnenste 2-slachtige bloemen wordt honig vrij wel open afgescheiden door de opper- vlakte van het vruchtbeginsel, dicht onder de stempels. De bloemen zijn homogaam. De meeldraden steken wijd uitstaand uit de bloemen, die door bijen, vliegen en andere kortsnuitige insecten bezocht worden en over de bloeiwijze loopend meest kruisbestuiving bewerken. Vaak schijnt ook spon- tane bestuiving der dicht bijeenliggende bloemen plaats te hebben, doordat de meeldraden zoo naar buiten staan, dat het stuifmeel uit de eene bloem op de stempels van een andere valt. De bladstelen dragen meest extranuptiale nectariën, die mieren lokken (zie Sambucus). Vaak zijn ook de stengelkanten en de bladstelen rood gekleurd, zoodat er op die wijze geheele roode lijnen van het eene necta- rium naar het andere loopen, welke lijnen door de mieren vaak gevolgd worden. Bij andere soorten vallen die nectariën weinig op, scheiden zij bijna


Size: 1472px × 1698px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants