. Zegepraal der goddelyke liefde, vertoont in zeven en viertig ziel opwekkende zinnebeelden. In Zangmaat vervat op gelyk getal, van de uitgelezenste en bekwaamste wyzen, enz . p mag liaan. Wy zien alrecde haar verrezen, En boven t ligt van Zon, en Maan, In ichooner glans en luiftcr liaan,Beilraak van Heerelykcr wezen, Verrykt met koilelyker fchat, Als t menflelyk begrip bevat. 47 O Gioriryk, O Zalig fcheyden! Ach! mogten we op een Duivevlugt, Of x\rends veder, door de lugtV volgen, om u te geleyden; Daar zelf het Zonneligt verdwynt, Voor t Zalig ligt dat u befchynt. Daar gy van hooger geeft ge


. Zegepraal der goddelyke liefde, vertoont in zeven en viertig ziel opwekkende zinnebeelden. In Zangmaat vervat op gelyk getal, van de uitgelezenste en bekwaamste wyzen, enz . p mag liaan. Wy zien alrecde haar verrezen, En boven t ligt van Zon, en Maan, In ichooner glans en luiftcr liaan,Beilraak van Heerelykcr wezen, Verrykt met koilelyker fchat, Als t menflelyk begrip bevat. 47 O Gioriryk, O Zalig fcheyden! Ach! mogten we op een Duivevlugt, Of x\rends veder, door de lugtV volgen, om u te geleyden; Daar zelf het Zonneligt verdwynt, Voor t Zalig ligt dat u befchynt. Daar gy van hooger geeft gelieven, En t Cherubynenuom omringt, Het Eewig Aleiuja zingt,En looft den Vader van het leven. Op aller Englen klank, en flem, In t Hemellè Jerufalem. t Vcrgankelyk om laag te derven,Voor zulk een weergaloos kleynood!(Schoon ge in t verwinnen van de Dood, De VOORZANG. De Zoon, om uwc Dood zaagt fterven)Wat was t ó Liefde! als maar een endGemaakt van al deze aardfè ellend. Gun ons de klippen dus te myden,Die hier op s werrelts Oceaan,Aan allen kant te dugtcn ftaan. Zoo komen we eens verloit van ftryden,Als ons dit zwak geitel begeeft,Daar gy ö Liefde! oneyndig DANK- DANKOFFERaan J. V. H. Met onze Poézy of verfcheide Gedigten. \yTTAs t Orfeusluyt, die veld, enboomcn,** En rotièn leven gaf, en vreugd,En langs de beekjes en de ftroomen, Ce Tygers tam zong en verheugd?Uw maatzang heeft, door keur van ftoffen, Zoo nut, als aangenaam verbreyd,Myn hart, en oor niet min getroffen, Daar ons uw Zangkoor henen leyd,ó Koortelg van Apolloos Tempel! Na t nutfte dat de Zangberg geeft,Waar van wy flegs betreên den drempel, Die gy zoo vlug te boven (treeft,Op de Bazuin van uwe toonen. Hy vlegt u geenen Laurekrans}Wiens (lamertaai gy moet verfchoonen, Om haar gebrek van geeft, en Klio blyde en opgetogen Var* vreugd, als ze u ontmoeten mag, Schenkt Schenkt in vergelding aan uwe oogen, t Geen zy doet treden in den haar, blyft zy ergens fteeken, Als zy haar fte


Size: 1762px × 1419px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorhoogstratenjanvan16621756, bookcentury, bookdecade1720