. Album der Natuur. 356 HET BLAD. Fig. 13. die kogeltjes, wat trouwens met het oog op de reeds zoo kleine afme- tingen der cellen als van zelf spreekt, niterst klein zijn (men wil zelfs dat er zijn die niet meer dan V333 millim. doorsnede hebben) dan laat het zich wel begrijpen dat het ligchaam, uit die opeenhooping van cellen bestaande, eene gelijkmatig groene kleur moet hebben. Behoudens enkele zeldzame uitzonderingen, die hier niet ter sprake behoeven te komen, heeft .het groen der bladeren geene andere oor- zaak dan deze. Ze is dus niet het gevolg van eene groene opper- huid, noch van eene
. Album der Natuur. 356 HET BLAD. Fig. 13. die kogeltjes, wat trouwens met het oog op de reeds zoo kleine afme- tingen der cellen als van zelf spreekt, niterst klein zijn (men wil zelfs dat er zijn die niet meer dan V333 millim. doorsnede hebben) dan laat het zich wel begrijpen dat het ligchaam, uit die opeenhooping van cellen bestaande, eene gelijkmatig groene kleur moet hebben. Behoudens enkele zeldzame uitzonderingen, die hier niet ter sprake behoeven te komen, heeft .het groen der bladeren geene andere oor- zaak dan deze. Ze is dus niet het gevolg van eene groene opper- huid, noch van eene groene vloeistof, maar alleen van de aanwezig- heid in de onder de opperhuid liggende cellen van groene kogeltjes, die men daarom bladgroenkogeltjes of korter bladgroen noemt. Nu rijst echter de vraag: hoe komt het dat de onder- en boven- vlakte van één en het- zelfde blad gewoonlijk in kleurverschillen, daar toch de laatste meestal donker- der, ja zelfs veel donker- der dan de eerste is? De oorzaak hiervan be- hoeft men niet ver te zoe- ken, wanneer men slechts bekend is met déze bijzon- derheid uit het plantenle- ven, dat het bladgroen zich in de cellen alleen ontwik- kelt onder den invloed van het zonlicht. Nemen Doorsnede van een zeer klein gedeelte van het blad eener wij HU BCnS aan dat een blad K^lth^s iCucurbUa Tepo). -^ ^^ ^-^^^ ^-^ ^eS Op a. drie lagen digt aaneengeslotene cellen van de bovenvlakte; deze cellen zijn geheel met bladgroen gevuld; — elkander liggende Ceilen- cellen van de ondervlakte, waarin slechts weinig bladgroen aan- Jagen bcstaat, dan Spreekt wezig is; — c. luchtholten; — d. opene ruimten onder de huid- 'Sf A ^ A A ' mondjes e; f. vaatbundels tot het skelet behoorende; - ^^t vanzeü dat de drie g. opperhuidscellen; — h. haren. bovenste lagen aan een veel sterker licht blootgesteld zijn dan de drie onderste, zoodat het bladgroen zich daarin veel sterker vermenigvuldigen kan. Terwijl dan ook de cellen van de bovenvlakte gewoon
Size: 1570px × 1591px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bhlconsortium, bookcollectionbiodiversity, bookcontributornatura