. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE lül. — CAMPANULACEAE. 283. Phyteuma spicatum FiK. 350. reclitüp^Mandc stLMi|j;L'l kuiiit, die niet vertakt, hoekig gegroefd, onbehaard en alleen in liet onderste -,.., deel bebladerd is. De wortelbladen zijn lang- gesteeld, rondachtig- tot langvverpig-eirond, steeds met een liartvorniigen voet, zwak generfd, van boven vaak naar den voet toe of in het midden van een bloed- of bruinroodc vlek voorzien. Zij zijn , evenals de meest spitse stengelbladen, bijna dubbel gekarteld- gezaagd. De laatste zijn veel korter gesteeld, lancetvormig, met kalen rand. De
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE lül. — CAMPANULACEAE. 283. Phyteuma spicatum FiK. 350. reclitüp^Mandc stLMi|j;L'l kuiiit, die niet vertakt, hoekig gegroefd, onbehaard en alleen in liet onderste -,.., deel bebladerd is. De wortelbladen zijn lang- gesteeld, rondachtig- tot langvverpig-eirond, steeds met een liartvorniigen voet, zwak generfd, van boven vaak naar den voet toe of in het midden van een bloed- of bruinroodc vlek voorzien. Zij zijn , evenals de meest spitse stengelbladen, bijna dubbel gekarteld- gezaagd. De laatste zijn veel korter gesteeld, lancetvormig, met kalen rand. De bloemen zijn klein, vuilwit, aan den top groenachtig, zittend en vormen eindelingsche, dichte, eerst langwerpige, later cylindrische aren met lancet- tot borstelvormige omwindselbladen aan den voet der aar, die veel korter dan deze zijn. De kelk heeft een eironde buis en 5 lijn- of lancetvormige, wijd uitstaande slippen, die iets korter zijn dan de halfronde kroonbuis. De bloemkroon is bijna tot aan den voet gedeeld in 5 lijnvormige slippen, die eerst aan den top vergroeid zijn, doch later stervormig uitgespreid staan. De meeldraden zijn onbehaard met aan den voet verbreede helmdraden en vrije helmknopjes (fig. 350). De 2 of 3 stempels (fig. 350) zijn draadvormig, naar buiten omgerold. De doosvrucht is bijna bolrond, 2-hokkig, ieder hokje opent zich zijwaarts met een gat. 2].. 3-9 dM. Mei, Juni. De variëteit ,5. Rapiinciilus i) Pers. (P. nigrum -) Schmidt) is in haar geheel teerder, heeft oppervlakkig gekartelde bladen en een donkerblauwe bloemkroon, terwijl de bloeiwijze meer eirond is. hl streken, waar deze var. meer algemeen is, vindt men ook allerlei overgangen tot den grondvorm. Biologische bijzon- derheden. De ver- eeniging der bloe- men tot groote bloei- wijzen maakt hier het geheel weer meer op- vallend. Vooral bijen en hommels komen langs de bloeiwijzen naar boven kruipen. Daardoor zal allicht bestuiving van de eene bloem op de andere in dezelfde bloeiwijze plaats
Size: 1449px × 1725px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants