. Voncken der liefde Jesu, van het Godt-begerende zielen-vuur : zynde bloemetjes der saalige hoope, tot verheugelykheid der wandelaars, langs den weg, na vreeden-ryk : een behelsinge van vyftig sinne-beelden, met hunne, daar op speelende, verssen, en heylige spreuken . n grooten aller dingen voeder, Dieewig was, en blyven tracht fich dieper uyt te ftrecken, Wat daarde geeft, is hem geen broodt,Hy foekt een wefen aan te trecken, Van t wefen, daar hy uyt is zyn waereld, en het wefen,. Voor zyn begeerende Machneet,Dat zynen honger kan geneefen, Wanneer hyftadig van hem eet.


. Voncken der liefde Jesu, van het Godt-begerende zielen-vuur : zynde bloemetjes der saalige hoope, tot verheugelykheid der wandelaars, langs den weg, na vreeden-ryk : een behelsinge van vyftig sinne-beelden, met hunne, daar op speelende, verssen, en heylige spreuken . n grooten aller dingen voeder, Dieewig was, en blyven tracht fich dieper uyt te ftrecken, Wat daarde geeft, is hem geen broodt,Hy foekt een wefen aan te trecken, Van t wefen, daar hy uyt is zyn waereld, en het wefen,. Voor zyn begeerende Machneet,Dat zynen honger kan geneefen, Wanneer hyftadig van hem , bidden, endefmeeken, Vandach, opdach, en jaar, op jaar,In liefde, aandacht onbefweeken, Aan defen tafe 1, voor en Godt! ó Broodt, van t geeftlyk leven, Maakt gy derZielen maag gefont,Om rechte honger luft te geeven, Tot opening, van s harten mondt jOp dat wy drincken ende eeten, Inwendig watten tot uw beeldt,Dat met uw gr eden geeft befeeten, Voor t vadertyke aanficht fpeeldc. Ge- der LIEFDE ] E S U. ioi Gelyk een Kindt, uyt u gebooren,Omt eeuwig vreden woord te hooren. Heylig Antwoord. alig [?y«] die hongeren en dor ft en [na] de geregtigbeyt;^ wam ^y fullen terfadigtworden. Matth. $. verso. G 5 Niet IÖ2 V O N C K EN Tonder H ebt gy dien gcfien > die mijn Zcelen liej beeft. Can,3. vers j. Uk der L I E F D E J E S U. ioj Ickjal hem foecken die myn Ziele lief heeft,Can. 3. vers 2. \jrelyk een Tortelduyf, int woud, Die zyne Weerga heeft verlooren, In eenfaamhey t, op \ dorre hout,Zyn toon van treurigheyt laat hooien; Soo fweeft de Ziel, als vreemdeling,En acht, en tracht naa haar beminde, Die haar in Adams val ontging ,Of zy t verlooren weer mocht vinden. Wat fuyft: en rayuYer meenig vla^g,Int wilde woudt, vantaanfe leven! Hoe dwaalt zy om nu hoog, ó*n wil geen moet verloore geeven. Ach Bruyd, of Bruygom , van de Ziel!Wat moet zy ver zyn uyt gevloogen, Toen haar die reyne luft ontviel,Soo grof en jammerlyk bedrogen! Wat moet zy ve


Size: 1488px × 1679px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1690, booksubjectemblems, booksubjectmysticism, bookyea