. De flora van Nederland. Plants. JAMILUi 49. — GERANIACEAE. — 365. lioldorc dn_u;cii des innri^ens IiisscIrmi 7 lmi S uur opL'ii, terwijl de kroon- liladcn dan omstreeks tussclieu 12'i^ en 2 uur reeds afvallen. De bewerkingen der ineeldraden enz. zijn vrij wel als bij G. Robertianuni zal worden beschreven. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt aan kanten van wegen, in heggen en op ruige plaatsen op zandgrond in geheel Europa voor. Zij is bij ons algemeen, vooral in de duinen en op zandgrond. G. lücidum') L Glanzige ooievaarsbek (fig. 442). Uit den pcnwortel komen meest verscheide


. De flora van Nederland. Plants. JAMILUi 49. — GERANIACEAE. — 365. lioldorc dn_u;cii des innri^ens IiisscIrmi 7 lmi S uur opL'ii, terwijl de kroon- liladcn dan omstreeks tussclieu 12'i^ en 2 uur reeds afvallen. De bewerkingen der ineeldraden enz. zijn vrij wel als bij G. Robertianuni zal worden beschreven. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt aan kanten van wegen, in heggen en op ruige plaatsen op zandgrond in geheel Europa voor. Zij is bij ons algemeen, vooral in de duinen en op zandgrond. G. lücidum') L Glanzige ooievaarsbek (fig. 442). Uit den pcnwortel komen meest verscheiden rechtopstaande of opstijgende, vertakte, bijna onbehaarde, glanzende, vaak rood aangeloopen, zeer brosse, gegroefde, reiikelooze stengels. De wortel- en de onderste stengelbladen zijn langgesteeld, de hoogere korter. De bladen gelijken op die van G. pusilliim, doch zijn lichter groen, alleen van boven iets behaard, van onderen glanzend. Zij zijn in omtrek niervormig, 5-7-lobbig of -spletig met breed omgekeerd-eironde, meest gekartelde slippen en een stekelpuntje aan ieder der karteltandjes. De bladstelen zijn later meest rood. De steunblaadjes zijn zeer klein. De bloemstelen zijn meest 2-bloeniig, langer dan de bladen. De kelkbladen zijn dwars gerimpeld, kort genaaid, samen- neigend. De kroonbladen zijn omgekeerd eirond, gaaf, le- vendig rosé. De bloemsteeltjes zijn na den bloei een weinig naar beneden gebogen. De vrachtjes zijn aan den top ge- rimpeld en met klierharen bezet (fig. 442). 1-3 dM. OO, zeldzamer O. Mei—Augustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. Deze soort komt op muren, in heggen, op beschaduwde berghellingen in Geranium lucidum Midden- en Zuid-Europa voor. Bij ons is zij alleen aange- Fig. 442. voerd (Bunnik, Maarssenbroek te Driebergen, in een bosch tegenover Dennenburg te Driebergen, straatweg van Breukelen en Nieuwersluis bij Vecht- vliet, Nijenoord bij Breukelen, Apeldoorn). 6. Roberlianum ^) L- R O b e r t s k r u i d (fig. 443). Deze soort wij


Size: 1403px × 1781px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants