. Beschouwing der wereld : bestaande in hondert konstige figuuren, met godlyke spreuken en stichtelyke verzen . edheid: en uwe voetJlappen druipen van vettigheid. Z) der WERELD. 41 Zy bedruipen de weiden der woejlyne: tn de heu-velen zyn aangegord met verheuginge. Psalm LXVIII: 10. Gy hebt zeer milden regen doen druipen, o God gy hebt uwe erffenijfe gefterkt, als ze mat was ge-worden. Psalm LXXXIV: 7. Als zy door het dal der moerbczit-boomen door-gaan , fiellen zy hem tot een Fonteine » ool^ zal deegen haar gants rykelyk, overdekken, Jeremias V: 24,25. En zy en zeggen niet in haar herte : Laat
. Beschouwing der wereld : bestaande in hondert konstige figuuren, met godlyke spreuken en stichtelyke verzen . edheid: en uwe voetJlappen druipen van vettigheid. Z) der WERELD. 41 Zy bedruipen de weiden der woejlyne: tn de heu-velen zyn aangegord met verheuginge. Psalm LXVIII: 10. Gy hebt zeer milden regen doen druipen, o God gy hebt uwe erffenijfe gefterkt, als ze mat was ge-worden. Psalm LXXXIV: 7. Als zy door het dal der moerbczit-boomen door-gaan , fiellen zy hem tot een Fonteine » ool^ zal deegen haar gants rykelyk, overdekken, Jeremias V: 24,25. En zy en zeggen niet in haar herte : Laat ons nuien HEER E onzen God vreezen, die den regenreeft, zo vroegen regen als fpaaden regen, in zynenyd: [die~] ons de wecken, de gezette tyden des oogfisfnwaard. Uwe ongerechtigheden wenden die dingen af9 ganve zonden weeren dat goede van u-lieden. Ezechiel XXXIV: 26. Want ik^zal dezelve, en de plaateen rondom my-nn heuvel, (lellen [tof] eenen zegen: en ik. zal denüas-regen doen nederdaalen in zynen tyd > pias-regens van zegen zuliender zyn, Cf Ds 4* BESCHOUWING De langer als t koud Want hy zeul tot de fneeuw , Weeft op a aarde > **{tot] den piasregen des regens; dan h\r de piasregen zy-nerjlerke regenen. Job XXXVil: 6. Hy geeft fneeuw als wolle ; Hy Jlrooit den rym ah #. :i6. Wat der WERELD. 45 Wat is t Sieraad,Dat weer vergaat. \\^ anneer de Sneeuw het aardryk dekt, En met zyn witheid overtrekt,Dan is de Mefthoop fchoon voor oogen: Waar is een Ly waad , zo geblykt, Dat zy den prys niet af en ftrykt,En voor haar ftaat niet leid geboogen ? Maar als de Zon dat kleed verfmelt, Dan ziet men hoe t er is gefteld ;Wanneer het leelyk uit komt kyke, Aan dezen , en aan geene hoek, Dan gaater blyk voor onderzoek,Op dat de viesheid van haar wyke. ö Mefthoop , van een vuil gemoed, Zo fchoon bedekt met werelds goed,Hoe fnood ontdekt zich uwe fchanden, Wanneer Gods Tooren-vuur zo fchynd. Dat uwe manteling verdwynd,Als wierd zy afgelicht, met handen! In
Size: 1529px × 1634px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookauthorluikenjan16491712, bookpu, booksubjectemblembooksdutch