. De flora van Nederland. Plants. Lamium maculatum Fig. 270. De bloemen staan in wijd uiteenstaande, armbloemige schijnkransen (de bijschermen zijn 3-5-bloemig). De kelk (fig. 270) is buisvormig met zachte, fijn toegespitste tanden , die evenlang als de buis zijn. De bloemkroon (fig. 270) is 20-25 niM lang, lichtpurper, de onderlip is donkerder gevlekt, zelden is zij lichtrose of zuiver wit (L. niveum ') Schrad.), doch is ook dan na het drogen zwak roodachtig. De bloemkroonbuis stijgt gekromd op . is opgezwollen boven de vernauwing aan den voet en geleidelijk in de keel verwijd. De bovenlip is


. De flora van Nederland. Plants. Lamium maculatum Fig. 270. De bloemen staan in wijd uiteenstaande, armbloemige schijnkransen (de bijschermen zijn 3-5-bloemig). De kelk (fig. 270) is buisvormig met zachte, fijn toegespitste tanden , die evenlang als de buis zijn. De bloemkroon (fig. 270) is 20-25 niM lang, lichtpurper, de onderlip is donkerder gevlekt, zelden is zij lichtrose of zuiver wit (L. niveum ') Schrad.), doch is ook dan na het drogen zwak roodachtig. De bloemkroonbuis stijgt gekromd op . is opgezwollen boven de vernauwing aan den voet en geleidelijk in de keel verwijd. De bovenlip is gaaf, gewelfd, aan den rand kort behaard, de zijslippen der onderlip dragen meest slechts een tand, de middenslip is ingesneden. De meeldraden hebben gebaarde helmknopjes. De vruchten zijn bijna halfrond, overlangs ge- streept, boven afgeknot. 3-6 dM. 2^. Aprilâ Juni, soms tot Herfst. De verschillen dezer soort met L. album zijn zwak en niet steeds bestendig. In het midden met een witte, overlangsche streep geteekende bladen, waarop de soortnaam betrekking heeft, vindt men bij ons zelden. Biologische bijzonderheid. De inrichting der bloem met het oog op de bestuiving is als bij L. album, doch de kroonbuis is hier 15-17 mM lang en daarvan zijn 5 mM verwijd, zoodat alleen hommels toegang tot den honig kunnen verkrijgen. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in heggen en bosschen in geheel Europa voor en is bij ons vrij algemeen, vooral in Gelderland (meest op rivierklei) en in Limburg op loss. L. album-; L Witte düovenetel (fig. 271). Ook deze plant heeft een onaangenamen geur. De wortelstok heeft lange uitloopers, de stengels zijn opstijgend. De bladen zijn groen, gesteeld, hartvormig-eirond, vooral de hoogere zijn toegespitst en scherper gezaagd. De bloemen staan in vrij ver uit elkaar staande, dichte schijnkransen (de bijschermen zijn 5-8-bloemig). De kelk (fig. 271) heeft zachte, spitse tanden, die langer dan de buis zijn. De bloemkroon (fig. 271) is circa 2


Size: 1371px × 1822px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants