. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 17. CYPERACEAE. — 415. Rhynchospora alba Pig. 343. schutbladen. Filucmck'kborstcls 9-13, riiywaarts ruw , korter dan of even lanj,' als de vrucht. K. allm blz. 415. B. Plant met kruipenden wortelstok. Onderste schutblad ver boven de eindelinj,'sche speer uitstekend. Bloenidekborstels 5-(), naar voren ruw, veel langer dan de vrucht. R. lQ8ca blz. 415. R. alba') Vahl. Witte grasbies (tig. 343). Deze plant vormt losse zoden. De wortelstok vormt meest alleen korte Liitloopers. De onderste bladen hebben een grijze of grijsbruine scheede en meest een nauweli
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 17. CYPERACEAE. — 415. Rhynchospora alba Pig. 343. schutbladen. Filucmck'kborstcls 9-13, riiywaarts ruw , korter dan of even lanj,' als de vrucht. K. allm blz. 415. B. Plant met kruipenden wortelstok. Onderste schutblad ver boven de eindelinj,'sche speer uitstekend. Bloenidekborstels 5-(), naar voren ruw, veel langer dan de vrucht. R. lQ8ca blz. 415. R. alba') Vahl. Witte grasbies (tig. 343). Deze plant vormt losse zoden. De wortelstok vormt meest alleen korte Liitloopers. De onderste bladen hebben een grijze of grijsbruine scheede en meest een nauwelijks 2 niM breede, vaak iets ruwe schijf. De speren zijn meest niet meer dan 1 cM lang, meest meer breed dap lang (doordat de aartjes meer naast elkaar staan). Het onderste schutblad is rechtop-afstaand, nauwelijks zoolang als of iets langer dan de eindelingsche speer. De kafjes (fig. 343) zijn eirond-lancetvormig, spits, witachtig, ten slotte iets roodachtig. Er zijn 9-13 bloemdek- borstels (fig. 343), deze zijn rugwaarts ruw, korter dan of even lang als de vrucht, verder vaak 2 meeldraden. De vruchten (fig. 343) zijn langwerpig- omgekeerd eirond, zonder het overblijfsel van den stijl 2 niM lang, roodachtig bruin. 4. 1,5-5 dM. Juli, Augustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa in veengrond voor. Zij is bij ons vrij algemeen. R. füsca -) R. S. Bruine grasbies (fig. 344). Deze soort heeft een kruipenden wortelstok, die meest vrij lange uit- loopers vormt. De onderste bladen hebben bleeke tot grijsbruine scheeden en meest nog smallere bladschijven. De speren zijn meest dichter dan bij de vorige soort, tot over 1,5 cM lang, meest meer lang dan breed, doordat de aartjes meer boven elkaar staan. Het onderste schutblad is rechtopstaand en steekt ver boven de eindelingsche speer uit (meest is het 2-4 maal zoo lang). De kafjes zijn geelbruin. Er zijn in de bloemen 5-6 bloeni- dekborstels (fig. 344), die naar voren ruw en veel langer dan de vrucht zijn
Size: 1415px × 1767px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants