. Zederyke zinnebeelden der tonge . ang i lEMANTS i84 ZINNEBEELDENlEMANTS WOORDEN Fallit Imago. W at luft geniet t nieusgierige gezicht,Als t konllglas, naar zyn eigeiifchap gefieepen,En in het raam van een Lantaarn gegreepen, Maalt op den muur der kamer, voor het lichtDes daaghs geflopt, een landtfchap met iyn hoven, Geboomte en vee, 700 konftigh als penfeelOoit fchildcrdc, ftont t onderft hier niet boven, Ot averechts t gedeelte voor t geheel,Zoo leent een man, beroofdt van billyk oordeel, Zyn gretigh oor naar t geen wordt aangebraght, Hoe ïeer vcrdraaydt öf liftighlyk


. Zederyke zinnebeelden der tonge . ang i lEMANTS i84 ZINNEBEELDENlEMANTS WOORDEN Fallit Imago. W at luft geniet t nieusgierige gezicht,Als t konllglas, naar zyn eigeiifchap gefieepen,En in het raam van een Lantaarn gegreepen, Maalt op den muur der kamer, voor het lichtDes daaghs geflopt, een landtfchap met iyn hoven, Geboomte en vee, 700 konftigh als penfeelOoit fchildcrdc, ftont t onderft hier niet boven, Ot averechts t gedeelte voor t geheel,Zoo leent een man, beroofdt van billyk oordeel, Zyn gretigh oor naar t geen wordt aangebraght, Hoe ïeer vcrdraaydt öf liftighlyk (Icchts de zaak kan (Irekken tot zyn voordeel. Of neemt zelfs luft uit fpdttens lufi , öf nydtOp snaallens reen en handeling te letten , F n, waar de zin-bet eenighzins maat lydt,Elks redenen in quaade plooy te zetten. Doch hoe trouw!oos ook haat en lader woedt,En fchoonen glimp aan hun bcdryf magh geeven,Pe dengdt weet nooit van wankien óf van fneeven; M-iar blyft in ramp en laftring wel gemoedt. Am- der T o N G — /Imbiguiefi quando citabere tejïis ^Incertaque reiy Phalaris lic et imperet, Kt/isFalfuSf ^ admoto dióiet perjuria tauro:Summum crede nefas animam praferre pudori,Et propter vitam vivendi perdfre caufas. JUYENT. Sü Ik zU ZINNEBEELDEN \_k hehbe my voorgezet, tk wil my hoeden, dat ik nietzondige met me tonge, 7,egtde koninklykeHarpenaar;want, tnaïen iemant in woorden niet jiruikelt , die iseen volmaakt man ^ maghtigh om ook het geheeie lichaamin den toom te houden , gclyk de Apoftel Jacobus inhet tweede hoofdtÜnk van 2ynen algemeenenzendtbriefbetuigt, het komt my ook als ecne beveftighde waar-heidt voor, dat niets den menfch in meerder kleinach-tinge brengt, dan dat men wel m zyne woordenals w^erken betoont een menfch te weezen, en dat nietsmeerder verachtinge toebrengt, dan zich aanbeeHelykedriften van onmatige gramfchap, dollen haat, en vy-andtlyke vervolginge zyner evenmenfcheii over te gee-ven. onder andere uitwerkzelen van haat


Size: 1607px × 1555px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bo, booksubjectconductoflife, booksubjectemblemsearlyworksto1800