. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 109. — COMPOSITAE. 399. Artemisia viügaris Fig. 530. die gallen gevormd door verkorte takjes, waaraan de bladen dicht op elkaar gehoopt staan, vereenigd tot een wollige massa. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa voor, doch is bij ons zeldzaam. Zij is bijna uitsluitend in Gelderland en Overijsel langs den Rijn en IJsel, verder langs de Waal bij Nijmegen, Heerewaarden, Kuilenburg, Dordrecht, Vianen en Werkendam gevonden. Zij is eindelijk nog op een paar plaatsen om Haarlem, bij Golberdingen, Coevorden, Valthe, Borger en De


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 109. — COMPOSITAE. 399. Artemisia viügaris Fig. 530. die gallen gevormd door verkorte takjes, waaraan de bladen dicht op elkaar gehoopt staan, vereenigd tot een wollige massa. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa voor, doch is bij ons zeldzaam. Zij is bijna uitsluitend in Gelderland en Overijsel langs den Rijn en IJsel, verder langs de Waal bij Nijmegen, Heerewaarden, Kuilenburg, Dordrecht, Vianen en Werkendam gevonden. Zij is eindelijk nog op een paar plaatsen om Haarlem, bij Golberdingen, Coevorden, Valthe, Borger en Delden aangetroffen. A. vulgarisi) L Bijvoet (fig. 500). Deze plant heeft een diep in den bodem dringenden, vertakten, kort geleden wortelstok. Uit het iets verdikte hoofd komen vele rechtopstaande of aan den voet opstij- gende, naar boven kort behaarde, meest donker- roode stengels, die rechtopstaand of iets afstaand pluimvormig vertakt zijn. De bladen hebben een omgerolden rand, zijn van boven groen, kaal, van onderen witviitig, die der korte stammetjes en de onderste stengelbladen zijn gesteeld, aan den voet van den steel geoord, vindeelig met lancetvormige, ingesneden of ongedeelde, stekelpuntige slippen, waarvan de bovenste meest samenvloeien. De middelste en hoogere bladen zijn zittend, aan den voet geoord, met smallere slippen, overigens als de andere, de bovenste, in wier oksels de bloem- hoofdjes staan, zijn ongedeeld en kort. De hoofdjes staan in aren of trossen, in alle bovenste bladoksels en vormen zoo een groote, bebladerde, pyramidale pluim. Zij zijn klein, rechtopstaand, eirond-langwerpig, viltig, bijna zittend. De omwindselbladen zijn van buiten viltig, de buitenste zijn lancetvormig, spits, de binnenste langwerpig, stomp, breedvliezig gerand. De bloembodem is glad, kegel- vormig. De randbloemen zijn vrouwelijk, buisvormig, met beneden iets verwijde, boven spits 2-spletige bloemkroon, de schijfbloemen zijn 2-slachtig, buis-klokvormig, 5-tandig. De bloemkronen z


Size: 1407px × 1776px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants