. De vogels van Guyana (Suriname, Cayenne en Demerara). Birds. IjO In levenswijze, nestel plaatsen en nesten verschillen B. X. niet van de voorgaande soort. Alleen zijn de eieren over het algemeen, maar niet altijd, wat grooter. M. Afm. 57 X 39m-M. CANCROMA, L. C. cochlearia, L. = id., Cab. in ScJtoiiib, Reis. = id. Schlegal. Mjis. P. B. = Lc Savacou? de Cayemie, Daub. Ad. over het alj^emeen lavendel grijs; boveiimantel met een breeden zwarten, bruingetinten band; als de rug, de grootere echter meer zilver- achtig grijs; slagp. zUverachtig grijs of witachtig, de ende


. De vogels van Guyana (Suriname, Cayenne en Demerara). Birds. IjO In levenswijze, nestel plaatsen en nesten verschillen B. X. niet van de voorgaande soort. Alleen zijn de eieren over het algemeen, maar niet altijd, wat grooter. M. Afm. 57 X 39m-M. CANCROMA, L. C. cochlearia, L. = id., Cab. in ScJtoiiib, Reis. = id. Schlegal. Mjis. P. B. = Lc Savacou? de Cayemie, Daub. Ad. over het alj^emeen lavendel grijs; boveiimantel met een breeden zwarten, bruingetinten band; als de rug, de grootere echter meer zilver- achtig grijs; slagp. zUverachtig grijs of witachtig, de enden leikleurig getint; onder- rug, stuit, dekv. bov. d. st. en staartp. zilverachtig grijs; kruin en lange afhangende kuif blauwzwart; voorkop wit lot boven de oogen; lora naakt; kopzijden, keel en borstzijden wit met een min of meer grijs tintje; borst, abdomen en dekv. ond. d. st. donker kaneelbruin; buikzijden en okselvederen zwart; scheenen grijsachtig wil; bovensnavel ten naastenbij zwartbruin, bijna zwart en met een geelachtige streep aan elke zijde v. d. culmen; ondersnavel geel; poolen geelachtig; naakte keel licht geel; plek voor de oogen donkerbruin; oogleden groenachtig geel; iris donker- bruin. Jong. kaneelbruin; de rug donkerder en de lichter van tint; grootere en binnenste slagp. grijsachtig getint; onderrug, stuit en dekv. bov. d. st. bruinachtig grijszwart; staartp. grijs met bruinachtige randjes: kruin zwart zonder kuif; kopzijden en witachtig met een grijze en bruine lint overtogen; buikzijden en okselvederen met grijsachtige, bruinachtige en wit- achtige strepen. L. 48, vl. 29, st. , lars. , culm. Gcogr. dist. van af ë. Lok. dist. De lagere streken. âTe oordeelen naar de snavels, die veel op omgekeerde breede booten gelijken als- mede lange, tot op den rug afhangende, als manen uitziende kuiven, behooren Bootsnavel- Reigers of Krabbeneters, eng. Boat-billed Herons, fr. Cuillières d'Améri


Size: 1142px × 2188px
Photo credit: © Paul Fearn / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1900, booksubjectbirds, bookyear1908