. Zederyke zinnebeelden der tonge . met valslyk zweeren,Dien gy eerbiedigh moeft vereeren Met lófgezangen dagh en nacht;Die ftadigh vloekt by aarde óf hemel, En zelfs de hel roept tot de wraak % Of borg van een geringe zaak,En u vermaakt in het gewemel Van medtgezellen in dat quaadt, Waar mee gy uwe ziel verraadt. Gy fchendt uw naam en heerlyk wezen,Gevórmdt naar uwen Scheppers beeldt,Die u uit aarde heeft voortgeteelt,Om hem te dienen, en te vreezen, En werpt, als t kindt, een fteen om hooghUit tydtverdryf en dartel mallen,Die u zelfs op den kop zal vallen, Fer gy hem krygen zult in t oogh,Wa


. Zederyke zinnebeelden der tonge . met valslyk zweeren,Dien gy eerbiedigh moeft vereeren Met lófgezangen dagh en nacht;Die ftadigh vloekt by aarde óf hemel, En zelfs de hel roept tot de wraak % Of borg van een geringe zaak,En u vermaakt in het gewemel Van medtgezellen in dat quaadt, Waar mee gy uwe ziel verraadt. Gy fchendt uw naam en heerlyk wezen,Gevórmdt naar uwen Scheppers beeldt,Die u uit aarde heeft voortgeteelt,Om hem te dienen, en te vreezen, En werpt, als t kindt, een fteen om hooghUit tydtverdryf en dartel mallen,Die u zelfs op den kop zal vallen, Fer gy hem krygen zult in t oogh,Wanneer gy zult te laat beklaagenDe dwaasheidt van uw levensdagen. Staak, (laak eens, fnoode waereldtling,Uw eigen ftrarfe en roe te zoekenMet ydel en lichtvaardigh vloeken, t Zy by, óf om een nietigh uwe averechtze wegen, En vliedt den fteen, die neder zygt, En u eerlang te plettren drygt,Zoo gy niet tot berouw genegen, Uw boos en fnoodt gezelfchap vliedt, En qua gewoont den rugge biedt. Mor- der T O N G E. i?J>. Mortales afini more recalcitrant Practptis Domini perniciem fuam Incurrunt ftolidi. quodvetitum e>ft placet, Sordet quodlicitum Jibi. Tantum infida lingua, ferva nequijfima Invadens capitis imperium, valet* Mentem & mergit humi, in caput exfecrans Partefque exequitur malas. i* • o* Het i4o ZINNEBEELDEN Het is een overbekende zaak e , dater tweederhandeeedtz weeringeis, te weeten een by de hooge Ove-righeidt tot weghneeminge van eenigh verfchil in eenetwyfelachtigezaake , en eene andere van gelofte , metdewelke wy ons voor Godt verbinden, om het een ofander te doen, ofte laaten, gelyk uitPfalm 132 beide eedtzweeringen in eene rechte zaake nietalleen geoorloft, maar ook noodtzaakelyk en Gódts-dienrtigh zyn , hebbende Godt zelf ons ten voorbeeldtmenighmaal gezwooren , als onder anderen uit Jezaïas6$- blykt: want dat Chriftusby Matthaeus het eedtz wee-ren verbiedt , is alleenigh van het valfch zweeren teverilaan, en van het misbruiken


Size: 1589px × 1572px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorfolkemajacob169217, bookdecade1710, booksubjectemblems