. De flora van Nederland. Plants. 204 LABIATAE. — FAMILIE 95. kante, prismatische aren en gekleurde, kortborstelige, klierachtig behaarde schutblaadjes. Biologische bijzonderheden. De bloemen vallen sterk op, doordat zij zoo dicht bijeenstaan. De meeldraden en de stijl steken er vrij uit, maar door- dat de bloemen protrandrisch zijn, is zelfbestuiving uitgesloten. De kroon- buis is vrij wijd en kort, zoodat insecten met korte slurven den honig kunnen bereiken. Het zijn vooral vliegen, doch ook bijen, die op bezoek komen. Een haarring in de buis beschut den honig tegen regen en tegen het wegroo
. De flora van Nederland. Plants. 204 LABIATAE. — FAMILIE 95. kante, prismatische aren en gekleurde, kortborstelige, klierachtig behaarde schutblaadjes. Biologische bijzonderheden. De bloemen vallen sterk op, doordat zij zoo dicht bijeenstaan. De meeldraden en de stijl steken er vrij uit, maar door- dat de bloemen protrandrisch zijn, is zelfbestuiving uitgesloten. De kroon- buis is vrij wijd en kort, zoodat insecten met korte slurven den honig kunnen bereiken. Het zijn vooral vliegen, doch ook bijen, die op bezoek komen. Een haarring in de buis beschut den honig tegen regen en tegen het wegrooven door zeer kleine insecten. Ook bij deze soort komen vjttr naast tw^eeslachtige grootere bloemen (tot 7 mM lang), kleinere (4-5 mM lange) vrouwelijke bloemen voor, hetzij op dezelfde plant of op verschillende. In de vrouwelijke bloemen zijn de stempels wel 8 of meer dagen eerder geschikt om stuifmeel op te nemen dan in de tweeslachtige bloemen, deze zijn dus sterk proterogynisch. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa op droge, onbebouwde plaatsen voor. Bij ons is zij aan dijken en in de vestingwerken der steden vrij algemeen. Misschien is de plant oorspronkelijk bij ons een verwilderde sierplant, daar zij nu nog in Italië als specerij- gewas gekweekt wordt. De var. is alleen bij Maastricht gevonden, doch het is niet zeker of dit op Nederlandsch gebied was. Volksnamen. In Overijsel en het Oosten van Gelderland heet de plant dost, in de Graafschap Zutphen, Utrecht, Zuid-Limburg en op Walcheren marjolein. o. Thy'müs ^) Trii. T. Serpyllum-) L. Wilde tijm (fig. 245, 246). Deze plant is half heesterachtig, groen, niet of weinig behaard, aromatisch riekend. De wortelstok is vrij dun, draadvormig vertakt, daaruit komen aan den voet sterk vertakte, liggende of opstij- gende, aan den voet wortelende stengels. De stengels zijn meest samengedrukt vierkant, soms zijn dit alleen de jongere takken. De bladen zijn klein, gaafrandig, in een korten steel ver-
Size: 1393px × 1793px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants