. De bykorf des gemoeds : honing zaamelende uit allerley bloemen : vervattende over de honderd konstige figuuren : met godlyke spreuken en stichtelyke verzen . eenen Vader zyn, en gy zult mytot zoonen en dochteren zyn , zegd de Heere deAlmachtige, I Thessa- D E s G E M o E D S. 561 I Thessalonisenzen V: u van allen fchyn des quaads. Jakobus I: 27. De zuivere en onbevlekte Godsdienft voor Goden den Vader is deze , Weezen en Weduwen be-zoeken in haar e verdrukkinge , [en\ hem zelvenonhefmet he-waaren van de wereld, I Petrus IV: 4,5. Waar in zy haar vreemd houden , als gy nietmede en l


. De bykorf des gemoeds : honing zaamelende uit allerley bloemen : vervattende over de honderd konstige figuuren : met godlyke spreuken en stichtelyke verzen . eenen Vader zyn, en gy zult mytot zoonen en dochteren zyn , zegd de Heere deAlmachtige, I Thessa- D E s G E M o E D S. 561 I Thessalonisenzen V: u van allen fchyn des quaads. Jakobus I: 27. De zuivere en onbevlekte Godsdienft voor Goden den Vader is deze , Weezen en Weduwen be-zoeken in haar e verdrukkinge , [en\ hem zelvenonhefmet he-waaren van de wereld, I Petrus IV: 4,5. Waar in zy haar vreemd houden , als gy nietmede en loopt tot dezelve uitgietinge der overdaadig^heid , en \ir\ lafteren: Dewelke zullen rekenfchap geeven den geenen diehereid ftaat ^ om te oordeelen de leevende en dedoode. Openbaaringe XVIII: 4,)• En ik hoorde een andere fiemmc uit den Hemel ^zeggende y Gaat uit van haar myn oolk^ opdatgyaan haar e zonden geen gemeenfchap en hebt^ en opdat gy van haar e plaagen niet en ontfangt. Want haare zonden [zyn deene op d*andere] ge^volgt tot den Hemel toe ^ en God is haarer ongetechtigheden gedachtig geworden, Aa X De 5«i DeBYKORF De toren. Om alles Waakt dan tot aller tyd^ biddende dat gy moogtwaar idig geacht worden te ontvlieden alle deze dingen die ge* jffchieden zullen, en te fiaan voor den Zoone des menfehen, !JLukasXXI:36. Ziet y DES G E M (y E D S. 36} Ziet met een waakend Oog,Van / hertelyke Hoog. D, e Toren ryft ver boven aJlc Daken,Op dat de Wacht de Stad zouw overwaakenj Dat paften wel in *t menfchelyk gemoed ,Die groote Stad, van veelc woeleryen,Daar zo veel quaads , en onheil is te myen, Op dat het Hert, voorzichtig wierd Toren, van een wakker, waakzaam leeven,Ver boven al de zinnen opgeheven, Met toezicht, van Voorzichtigheid bezet,Waar door het Oog, het al koft overfchouwen,Behoorden elk in zyn Gemoed te bouwen, Gelyk de Man, die op zyn welftand doch, helaas ! men vind wel geene Stede,Daar overleg die noodzaak niet en deede, Wyl overal,


Size: 1548px × 1614px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bo, bookauthorluikenjan16491712, booksubjectemblems, bookyear1711