. De flora van Nederland. Plants. 298 RUBIACEAE. — FAMILIE 104. Bloemen regelmatig, klein, soms veeltelig, op verschillende wijzen gerang- schikt. Kelk bovenstandig met 3-6-tandigen of soms onduidelijken zoom. Bloemkroon 3-5-spletig. Bloemkroonslippen in den knop klepvormig liggend. Meeldraden 3-5, op de bloemkroon ingeplant en met de slippen van deze afwisselend. Helmknopjes naar binnen openspringend. Vruchtbeginsel onder- standig, 2-hokkig met ongedeelden of 2-deeligen stijl. Vrucht uit 2, een- zadige, niet openspringende vruchtjes bestaand, die bij rijpheid loslaten, soms vleezig en dan mee
. De flora van Nederland. Plants. 298 RUBIACEAE. — FAMILIE 104. Bloemen regelmatig, klein, soms veeltelig, op verschillende wijzen gerang- schikt. Kelk bovenstandig met 3-6-tandigen of soms onduidelijken zoom. Bloemkroon 3-5-spletig. Bloemkroonslippen in den knop klepvormig liggend. Meeldraden 3-5, op de bloemkroon ingeplant en met de slippen van deze afwisselend. Helmknopjes naar binnen openspringend. Vruchtbeginsel onder- standig, 2-hokkig met ongedeelden of 2-deeligen stijl. Vrucht uit 2, een- zadige, niet openspringende vruchtjes bestaand, die bij rijpheid loslaten, soms vleezig en dan meest uit een vruchtblad gevormd. Zaden omgekeerd. Kiem in de as of aan den voet van het kraakbeenige kiemwit liggend. Tabel tot het determineeren der geslachten der Rubiaceae. A. Kelk 6-tandig. Bloemkroon trechtervormig, 4-spletig. Vrucht rondachtig, 2-knoppig. Vruchtjes kort half ellipsoidisch, op de vlakten, die elkaar aanraken, overlangs ge- groefd, nootachtig, met dunne vruchtschil Sherardia biz. 298. B. Kelk onduidelijk. Vruchtjes half bolrond, op de vlakten, die elkaar aanraken, vlak of met een ronde uitholling. a. Bloemkroon trechter- of klokvormig, 4-, zelden 3- of 5-spletig. Overigens als Sherardia blz. 299. b. Bloemkroon stervormig, vlak, met 4-5-spletigen zoom. Vruchtjes rondachtig, steen- vruchtachtig Rnhia blz. 302. c. Bloemkroon 4-, zelden 3-spletig. Vruchtjes nootachtig. Overigens als Rubia. Galium blz. 303. Verspreiding. Als boschplanten moeten Galium silvestre, G. silvaticum en Asperula odorata genoemd worden. Aan vochtige plaatsen eigen zijn Galium palustre en G. uliginosum. Op droge, grazige plaatsen groeien Galium Mollugo en G. Cruciata, terwijl Galium verum en hercynicum en Asperula cynanchica xerophyten zijn. Als ruderaalplant moet Galium Aparine genoemd worden en als akkeronkruiden Sherardia arvensis, Asperula arven- sis en Galium tricorne. 1. Sherardia') Dill. S. arvensis-) L Blauw walstroo (fig. 368). Dit groene, eenjarige plantje is ruw behaa
Size: 1433px × 1743px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants