. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . ^ dat zy Gaftenen Vreemdelingen op de aarde v:aren. Want die zulke dingen feggen^ betoonenklaarlyk, dat zy een Vaderland zoeken. En indien zy dies [ Vaderlands ] gedagthadden, van welke zy uit gegaan waar en, zyzouden tyd gehad hebben, om weeder te keer en. Maar H E R T E. 9 Maar nu zyn zy begeer ïg na een heet er ^dat is ^ na het Heemelfche^ daarom fchaamthem God haarer niet, om haar God genaamdte worden: want hy hadde haar een fladbereid, Hebr: XIII. vers 14. Wy hebhen hier geen hlyvende Stad^ maarwy zoeken de toekomende, Philipp. IIL vers 20


. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . ^ dat zy Gaftenen Vreemdelingen op de aarde v:aren. Want die zulke dingen feggen^ betoonenklaarlyk, dat zy een Vaderland zoeken. En indien zy dies [ Vaderlands ] gedagthadden, van welke zy uit gegaan waar en, zyzouden tyd gehad hebben, om weeder te keer en. Maar H E R T E. 9 Maar nu zyn zy begeer ïg na een heet er ^dat is ^ na het Heemelfche^ daarom fchaamthem God haarer niet, om haar God genaamdte worden: want hy hadde haar een fladbereid, Hebr: XIII. vers 14. Wy hebhen hier geen hlyvende Stad^ maarwy zoeken de toekomende, Philipp. IIL vers 20 en 11, Maar onze wandel is in de heemslen, waarnit wy ook den Zaügmaaker verwagten, [;;^-melyk~\ den Heer e Jeftim Chriftiim: Die ons vernederd lichaam veranderen zal^op dat het zelve gelykvormig worde zynenheerlyken Uchaame^ na de werkings waarmeede hy ook alle dingen hem zelven kan on-derwerpen, 2 Thess. III. vers 3. Maar de Heer e is getrouw, die u zal ver-fierken en bevjaaren van den boezen. A 5 Wei lO Het OVERVLOEIJEND III. Uxs Gogen zullen den Koning zien in zy-ne fchoonheld: zy zullen een verre geleegenl0ni zien. Jefa. X?LXIIL v. 17. Op HERT E. II Op Figuur IIL .1 ^ie in een ver geleegen Land,Ms vreemdeling was aangekomen. En van des Konings milde . hand,Gelyk een Vriend wierd opgenoomen, c Geluk was groot! dog hoe gering,By t heil des geenen die langs de Aarde, Als \Teemdeling ten Heemel fchoone Land, zoo hoog van waarde; Daar hem den allerhoogflen Heer,Ontfangt, als een van zyn bekenden, En zet hem hoog in flaat en Eer,En Eeuwge vreugde zonder Endc; ó Aardryks Burgers Vv^aard gy wys, Gy gaafc u haait op deeze Rys. 12 Het C V E R V L o E I J E N D Mattiï: VIII. vers ii. D og ik zegge f/, daf^ veele zullen koomenvan OofJen en IVeflen, en zullen met Abrahamen Ifaac^ en Jacoh aanzitten in het Koning-ryk der Heemelen, En Kapittel XV. vers 13. Maar hy antwoordde en zeide^ alle plan-te, die myn Heemelfche Vader niet geplantheeft 5 zal itytgeroeid w


Size: 1532px × 1630px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorluikenjan164, booksubjectemblems, booksubjectmysticism