. De flora van Nederland. Plants. ^^4:^^ ^ Fig. 56. Bebladerde horizontale tak van Ulinus. De bladstand V». <^us in 2 rijen, maakt, dat alle bladen ondanks hun breeden voet en korten steel toch vol- doende licht krijgen. Ook v^erkt daar- toe de ongelijkhelftigheid mede, want juist aan het deel, dat naar den tak is gekeerd, is de voet korter. Vooral aan oudere horizontale takken komt het belang daarvan uit (fig. 56). Tal van gallen komen op de iepenbladen voor. ]'-. rimpelgallen (fig. 57a). Men ziet aan de bovenzijde van het blad bochels en knobbels naast elkaar en van onde- ren verdiepingen
. De flora van Nederland. Plants. ^^4:^^ ^ Fig. 56. Bebladerde horizontale tak van Ulinus. De bladstand V». <^us in 2 rijen, maakt, dat alle bladen ondanks hun breeden voet en korten steel toch vol- doende licht krijgen. Ook v^erkt daar- toe de ongelijkhelftigheid mede, want juist aan het deel, dat naar den tak is gekeerd, is de voet korter. Vooral aan oudere horizontale takken komt het belang daarvan uit (fig. 56). Tal van gallen komen op de iepenbladen voor. ]'-. rimpelgallen (fig. 57a). Men ziet aan de bovenzijde van het blad bochels en knobbels naast elkaar en van onde- ren verdiepingen en groeven, soms buigt zich zelfs de bladrand er geheel door om. Zij worden veroorzaakt door een bladluis, Schizoneura Ulmi. 2". buidel- of nagelgallen (fig. bib), waarvan er meest vele op een blad bijeen zijn, zij zijn tot 15 mM hoog en barsten later zij- waarts open. Een bladluis, Tetraneura Ulmi, veroorzaakt ze. 3*^. omwallingsgallen (fig. 57c), aan de middennerf van het blad (beschrijving, zie brandnetel), die ook door een bladluis, Tetraneura pallida, teweeggebracht worden. Aan de onderzijde der bladen bevinden zich in de hoeken der nerven haarbundeltjes, die door mijten bewoond worden (zie hierover uitvoeriger bij Tilia). Vele iepen hebben te lijden van de larve van den iepen- spintkever, en van dergelijke ziekelijke boomen gaan de dieren op dicht er bij staande, gezonde over. Volksnamen. Behalve iep wordt deze boom in vele streken des lands ook olm Fig. 57. Gallen op een iepen- blad, a. rimpelgallen; b. buidelgallen; c. om- wallingsgal. Tabel tot determineeren van de soorten van het geslacht Ulmus. A. Bloemen zeer kort gesteeld. Meeidraden 3-6. Vleugel der vrucht met kalen rand. o. Bladen breed eirond, spits of iets toegespitst, van boven vaak glad. Meeidraden 3-4. Stijlkanaal even lang als het zaad U. campestris biz. 59. b. Bladen breed eirond, duidelijk toegespitst, vanboven ruw. Meeidraden 5-6. Stijlkanaal dubbel zoo lang als het zaad . U. scabra bIz.
Size: 1082px × 2308px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants