. De flora van Nederland. Plants. 622 — ALISMACEAE. — FAMILIE 21. vrij, samengedrukt, scheef omgekeerd eirond, eenzadig, niet openspringend, gevleugeld, door den blijvenden stijl gesnaveld, circa 3 niM lang en 2 mM breed. 4- 3-9 dM, in dieper water nog langer. Juni—Augustus. Biologische bijzonderheden. De planten verschillen zeer sterk al naar zij zich in diep of ondiep water ontwikkelen, in het eerste geval vormen zich alleen grasachtige, zwevende bladen of eigenlijk alleen bladstelen (de bladschijven blijven weg). Deze zijn wel tot 7 dM lang en 1-2 cM breed. Zij zijn bleekgroen. Deze planten


. De flora van Nederland. Plants. 622 — ALISMACEAE. — FAMILIE 21. vrij, samengedrukt, scheef omgekeerd eirond, eenzadig, niet openspringend, gevleugeld, door den blijvenden stijl gesnaveld, circa 3 niM lang en 2 mM breed. 4- 3-9 dM, in dieper water nog langer. Juni—Augustus. Biologische bijzonderheden. De planten verschillen zeer sterk al naar zij zich in diep of ondiep water ontwikkelen, in het eerste geval vormen zich alleen grasachtige, zwevende bladen of eigenlijk alleen bladstelen (de bladschijven blijven weg). Deze zijn wel tot 7 dM lang en 1-2 cM breed. Zij zijn bleekgroen. Deze planten bloeien zelden. Is het water minder diep dan drijven de bovenste bladen meest met een ovale bladschijf en ontstaan ook al enkele pijlvormige bladen, die soms boven water uitsteken. In ondiep water zijn meest alle bladen pijlvormige luchtbladen. Wat de bloemen betreft, deze bevatten waarschijnlijk geen honig. De vrouwelijke openen zich eerder dan de mannelijke. De vruchten zijn glanzend, worden, zoo zij met water overgoten worden, niet nat en daar zij bovendien in hun schorsparenchym lucht bevattende holten hebben, blijven zij een tijdlang drijven, tot die lucht is ontsnapt. In dien tijd, voor zij zinken, worden zij door waterstroomingen verspreid. Merkwaardig is vooral de wijze van ongeslachtelijke voortplanting door de winterknollen (fig. 584). Uit den knoopigen, in het slib verscholen stam, komen uit de oksels der onderste bladen in den herfst uitloopers, die zich soms door de bladscheeden heenboren. Deze zijn langer of korter, rond, wit, voorzien van eenige langgerekte, spitse scheedebladen en aan het einde ver- dikt tot een eikelvormigen knol. Deze is omhuld door een schub met een stijve spits, die de rol speelt van Winterknol van aardboor, om den weg voor den uitlooper in den bodem sagittaria s^agittifoiia ^^ piakcn. Dc knol zclf is langwcrpig-cirond. omgeven oinpiantingspiaatsvan door 3 vliezigc schecdcn, waarvau de buitenste, straks het scheedeblad c, b in- g


Size: 1051px × 2377px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants