. Voncken der liefde Jesu, van het Godt-begerende zielen-vuur : zynde bloemetjes der saalige hoope, tot verheugelykheid der wandelaars, langs den weg, na vreeden-ryk : een behelsinge van vyftig sinne-beelden, met hunne, daar op speelende, verssen, en heylige spreuken . en *, Had ftroom en weer, en winden mee, En vvierd voorfpoedig voon-gedreeven ; Helaas J <kr L I E F D E J E S U. fe Hekasj wat zout ten laatften zyn?Wanneer den ftorm des doods gekoomen, Gebied, dat alle hulp verdwyn,En alle trooft word weg genoomen: Daar (inkt het fcheepje droevig heen,En haalt fyn hoogde topjen onder, Dat


. Voncken der liefde Jesu, van het Godt-begerende zielen-vuur : zynde bloemetjes der saalige hoope, tot verheugelykheid der wandelaars, langs den weg, na vreeden-ryk : een behelsinge van vyftig sinne-beelden, met hunne, daar op speelende, verssen, en heylige spreuken . en *, Had ftroom en weer, en winden mee, En vvierd voorfpoedig voon-gedreeven ; Helaas J <kr L I E F D E J E S U. fe Hekasj wat zout ten laatften zyn?Wanneer den ftorm des doods gekoomen, Gebied, dat alle hulp verdwyn,En alle trooft word weg genoomen: Daar (inkt het fcheepje droevig heen,En haalt fyn hoogde topjen onder, Dat gifleren zoo voorfpoedig fcheen,Word nu een zeer vervaarlyk wonder. Ach neen, dat niemand fulx gebeursMen is wel wys in aardfe dingen, En (laat fyn tydlyk leeven veur,T)Qe(e oovei vaart is niet geringe: Men laade Jefus in fyn (chip,Die kan de barre Zee gebieden, En hoeden ons voor fand en klip,Zoo zal geen ondergang gefebieden. Ach bloeders, van myns vaaders huys,Laat Jefus met uw fcheepje vaaren, Wy faagen u zoo gaaren thuys,Op dat wy tTaamen vroolyk waaren, Van deefe groote reys der tyd, Int Vaadcrland der ceuwigheyd. D Heyüg Antwoord. e Heere \al u bewaaren van alle quaad: uwe Ziek %*iJjy bewaaren. Ffalm iv%, vers 7, F 2, Dies S4 -VONCKEN XXLDies te Want onje lichte wr&ruckinge, dit %esr baafi voortf[Zaat] -> tvcrkf om een gantfcb qeer uitneemend eeuwig•ewigte der ietrïjfyeyd. z Cor. 4. vers 17. der LIEFDE J E S U- *S De Heer e is myn helper. Hebr. 13. vers 9. JTloe felder achter uyt gctoogen,Hoe fnelder naar het doel gevloogen: Dies, of de vyand woelt en trekt,En maakt veel ftryds en Zielen-fmerte,Te meerder dringt men God nacHerte, Zoo dat fyn quaad ons goed willen voort, wie zou ons binden ,Ter plaats daar wy geen ruft en vinden ? Ach. Doelwit, van ons doen wy meenig diepe luchten,Naar uw genaade en liefde vlugten ; Gefchooten van des herten-boog!Al zyn wy vreemd in deefen lande,Vertuyt met vaft gevlogte banden, Aant grof verduyft


Size: 1424px × 1754px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1690, booksubjectemblems, booksubjectmysticism, bookyea