. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 18. — GRAMINAE. — 473. Apera spica venti Fig. 402. zijn in de jeii^d opgerold, met aanliggende, gladde of iets ruwe scheeden en een vlakke, meest niet meer dan 1,5 dM lange, tot 3 mM breede, aan weerszijden ruwe bladschijf. Het tongetje (fig. 402) is tot 6 niM lang, aan den top getand of franjeachtig. De pluim is lang (tot meer dan 2 dM), zeer groot, na den bloeitijd zijn de door de hoofdtakken gedragen deelen samen- getrokken. De takken zijn tot meer dan 1 dM lang, vaak met tal van takjes aan den voet (meest circa 10 groote en vele kleine), zij zijn r
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 18. — GRAMINAE. — 473. Apera spica venti Fig. 402. zijn in de jeii^d opgerold, met aanliggende, gladde of iets ruwe scheeden en een vlakke, meest niet meer dan 1,5 dM lange, tot 3 mM breede, aan weerszijden ruwe bladschijf. Het tongetje (fig. 402) is tot 6 niM lang, aan den top getand of franjeachtig. De pluim is lang (tot meer dan 2 dM), zeer groot, na den bloeitijd zijn de door de hoofdtakken gedragen deelen samen- getrokken. De takken zijn tot meer dan 1 dM lang, vaak met tal van takjes aan den voet (meest circa 10 groote en vele kleine), zij zijn rechtop-afstaand tot afstaand, vaak iets heen en weer gebogen en ruw. De aartjes zijn groen of vuilpurper tot pur- per, de zijdelingsche zijn kort (1 mM), de einde- lingsche langer gesteeld. De kelkkafjes (fig. 402) zijn lancetvormig, spits, op den rug ruw, het bovenste is omstreeks 2,5 mM lang, het onderste korter (nauwelijks 2 mM). De as van het aartje is boven de bloem iets verlengd. Het onderste kroonkafje (fig. 402) is nauwelijks korter dan het onderste kelkkafje, 5-nervig, op de nerven gewim- perd, ruw en draagt dicht onder den top een circa 5 mM lange naald , het bovenste is iets korter. 0. 4-9 dM. Juni—Augustus. Biologische bijzonderheid. Wel openen zich in de aartjes de kafjes ver, maar tijdens dit opengaan blijven de helmknopjes dicht tegen de stempels gedrukt, zoodat dus zelfbestuiving zal voorkomen. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in West- en Noord-, doch vooral in Midden-Europa in akkers, tuinen, aan oevers, meest op vochtigen zandgrond voor. Zij is bij ons algemeen. Volksnamen. Op vele plaatsen heet de plant piuimgras, in Friesland staai, in Groningen metel en muggebeen, daar en in den Achterhoek van Gelderland medel, in Twente mellenspiers, in de Graafschap Zutphen smee- len. daar en aan den Zoom der Veluwe meele, in den Achterhoek van Gelderland ook meddelen, in Zuid-Holland windhalm, in het Land van Hulst poezekens. A. interrüpta') P. B
Size: 1401px × 1783px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants