. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 30. — — 105 Biologische bijzonderheden. De inriclitin^j; der bloem niet het oog op de bestiiiving is bijna als bij C. album, doch de meeldraden ontwikkelen zich dadelijk, nadat de stempels verdroogd zijn, evenals dat ook het geval is bij C. polyspernunn. Vaak vindt men ook mannelijke bloemen tiisschen de 2-slachtige. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Kiiropa aan wegen, ruigten, op puinhoopen en akkers voor, doch is bij ons vrij zeldzaam aangetroffen. C. rübrum') L. (Blitum ri'ibrum Rchb.). Roode ganzevoet. (F


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 30. — — 105 Biologische bijzonderheden. De inriclitin^j; der bloem niet het oog op de bestiiiving is bijna als bij C. album, doch de meeldraden ontwikkelen zich dadelijk, nadat de stempels verdroogd zijn, evenals dat ook het geval is bij C. polyspernunn. Vaak vindt men ook mannelijke bloemen tiisschen de 2-slachtige. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Kiiropa aan wegen, ruigten, op puinhoopen en akkers voor, doch is bij ons vrij zeldzaam aangetroffen. C. rübrum') L. (Blitum ri'ibrum Rchb.). Roode ganzevoet. (Fig. 112). Deze plant is vaak rood aangeloopen. De stengel is rond of (groen met wit of rood) gestreept, rechtopstaand of uitgespreid, al of niet vertakt. De bladen zijn gesteeld, dik, glanzend, onbestoven, in omtrek eirond- ruitvormig, met wigvormigen voet, min of meer spits, bochtig getand, meest bijna spiesvormig 3-Iobbig, de hoogere zijn lijn-lancetvormig, vaak gaafrandig. De bloemen vormen gewoonlijk roodachtige hoopjes, die vereenigd zijn tot rechtopstaande, vaak bebladerde schijnaren. De bloemdekslippen zijn ongekield, in de middenbloem der bloeiwijze 5 (met 5 meeldraden), aan de zijdelingsche vaak 3 (met 1—2 meeldraden). De stijlen zijn zeer kort. Het bloemdekbedekt de vrucht geheel. De zaden zijn ^,4 mM lang, stomp en dik van rand, die der midden- bloemen horizontaal, in de andere rechtopstaand. De bladen zijn soms bijna geheel gaafrandig. Op juist droog geworden oeverslib vindt men in den herfst vaak 2-3 cM hooge, doch toch rijpe vruchten dragende exemplaren veel bijeen. Soms draagt dan de stengel, behalve de zaadlobben, slechts 2 tegenoverstaande bladen en onmiddellijk daarboven de topbloem (vorm humile). Exemplaren met gaafrandige bladen onderscheidt men van C. polyspermum gemakkelijk door het niet open bloemdek om de vrucht en van C. Bonus Henricusdoor den bladvorm en het geheele uiterlijk. O. l,5-9dM. Juli—Herfst. Als variëteiten komen voor: p. blitoides'


Size: 1395px × 1791px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants