. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 78. — PAPILIONACEAE. — 679 is zij meest aangevoerd, misschien echter in Ziiid-Limbiirg, waar zij vrij veel voorkomt, oorspronkehjk. L. Nissólia') L. G ras 1 a t il y r ii s (fig. 832). Deze plant is bijna onbehaard. De stengels zijn kantig, dun, rechtop- staand, niet klimmend, meest niet vertakt. De bladen bestaan uit een iijn-lancetvormigen tot iijnvormigen, spitsen, gaafrandigen bladsteel met evenwijdig loopende nerven, zonder rank en met priemvormige, aan den voet halfspiesvormige, kleine steunbladen. De bloemen zijn roserood, vrij klein (10-12 mM),


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 78. — PAPILIONACEAE. — 679 is zij meest aangevoerd, misschien echter in Ziiid-Limbiirg, waar zij vrij veel voorkomt, oorspronkehjk. L. Nissólia') L. G ras 1 a t il y r ii s (fig. 832). Deze plant is bijna onbehaard. De stengels zijn kantig, dun, rechtop- staand, niet klimmend, meest niet vertakt. De bladen bestaan uit een iijn-lancetvormigen tot iijnvormigen, spitsen, gaafrandigen bladsteel met evenwijdig loopende nerven, zonder rank en met priemvormige, aan den voet halfspiesvormige, kleine steunbladen. De bloemen zijn roserood, vrij klein (10-12 mM), zij staan 1-2 bijeen op lange, draadvormige stelen, die korter zijn dan de schijnbare bladen, in wier oksels zij staan. De kelk heeft lancet- priemvormige tanden, waarvan de onderste langer zijn (fig. 832). Zij zijn fijn behaard en bijna €ven lang als de kelkbuis. De bloemkroon is tweemaal zoo lang als de kelk. De vlag is pur- perrood , zonder bulten aan den voet, de zwaarden €n de kiel zijn roserood, de laatste met een violette punt. De stijl is recht. De peulen zijn 4-6 cM lang, 4 mM breed, smal-lijnvormig, recht, overlangs geaderd, bijna onbehaard, meest 4-zadig, met eironde, wrattige zaden (fig. 832). 3-6 dM. G. Juni, Juli. Biologische bijzonderheden. Merkwaardig is hier de verschuiving der functie van de bladschijven op de bladstelen, die met de vlakte vertikaal gesteld zijn. De bloemen openen zich bij deze plant vaak in 't geheel niet en brengen toch goede vruchten voort, de bevruchting geschiedt dus kleistogaam. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt op droge, dorre plaatsen in Midden- en Zuid-Europa voor, en is bij ons zeer Latbyrus Nissólia Fig. 832. Zij heeft een kruipenden L. praténsis-) L. Veldlathyrus (fig. 833). Deze plant is zacht behaard of bijna onbehaard, wortelstok, waaruit iets samengedrukte, vierkante, klimmende, vertakte, ongevleugelde stengels komen. De bladen zijn 1-parig en hebben groote, half pijl-Iancetvormige steunb


Size: 1434px × 1741px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants