. De beginselen van Gods koninkryk in den mensch : uitgedrukt in zinnebeelden . er gerechtigheid, lieflijk groejende en bloeiende inr qntilofc ParaSijs, t welk ons uw lieve Zoon zo gena-delijk geopend heeft en ingeweid door het Voorhangfël,da: is, zijn Vleefch, en ons aldus door die grote herfrel-ling uit den Dood int Leven overgezet, om onsewig tedoen leven het ware Leven dat uit U is. t Geen we vaa U, 6 Vader, bidden, is immers tot uwc m den Afenfch. 1$ uweEcrc, op dat Gy in ons verheerlijkt zoud worden *en daarom vertroinven wy op U en op uwe oneindigeliefde, dat het U behagen zal onze Bede


. De beginselen van Gods koninkryk in den mensch : uitgedrukt in zinnebeelden . er gerechtigheid, lieflijk groejende en bloeiende inr qntilofc ParaSijs, t welk ons uw lieve Zoon zo gena-delijk geopend heeft en ingeweid door het Voorhangfël,da: is, zijn Vleefch, en ons aldus door die grote herfrel-ling uit den Dood int Leven overgezet, om onsewig tedoen leven het ware Leven dat uit U is. t Geen we vaa U, 6 Vader, bidden, is immers tot uwc m den Afenfch. 1$ uweEcrc, op dat Gy in ons verheerlijkt zoud worden *en daarom vertroinven wy op U en op uwe oneindigeliefde, dat het U behagen zal onze Bede te zijner tijdgenadelijk te vervullen, om uves zelfs wille enomuvesHeiligen Naams wille, Die geprezen zy in * Jefus antwoof de ende zeide: Voorwaar * voor-waar zegge Ik u , t en zy dat iemand wederomgeboren worde, hy en kan het Koninklijke Godsniet zien. Voorwaar, voorwaar, Zo iemand niet gebo-ren en word uit Water ende Geeft , hy en kanm het Koninklijke Gods niet ingaan. Joh. $.3»j. 6 * Vol- 29 De Beginfelen van Gods KomnkryJe^ Volkomen een,altijd gemeen». Indien wy peggen dat mi gtmdnfchap met Hem hebben, en$vy in de duijlernijfe wandelen, ?Lo liegen K>i, endeen doen demarbeidnia11 Joh. ï. 6. Vat mdeuMcpfch. 21 Vat de Menfch wel behoorde te weten , dat de Vereniging der Ziele met God niet toelaat in de Zenden te blijven leven. Stem: O \*Ug heilig Bethlehem ! i A L wat xig vind vaneenen aard^* Verëenigd zonder tegen zeggen :De Vlam en Rook gaan opper waart, En t grove deel blijft ewig leggen. 2 Die van Gods Geeft ontfangbaar leeft 7Laat zig ook licht van Hem bewerken, En daar Die t hert ten zetel heeft,Daar zal men t uit de vruchten merken. 3 Een Gods-kind heeft een Gods-natuur,Als van zijn Vader, die hem teelde; Gelijk alst Yzer van het VuurGeheel doorgloeid het v uur verbeelde. 4 Zo lang het Yzer, doof ai koud>Den aard des Vuurs niet kan vertonen , Is t dwaasheid dat men echter houdDe kracht des Vuurs daar in te wonen. 5* Maar, waarde menfehen. die


Size: 1459px × 1713px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1680, bookiddebeginse, booksubjectemblems, bookyear1689