. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose . en doodt -, maer hebt„ghy een hert int lijf, fbogaet heen en dreygt een machtigh*, Heer om t leven te brengen , Cicero. XXIII. ■ L J E En hongerige Raef tot ftelen altijd vluggeVloogh t witgewolde Schaep op zijnen bonten rugge:Uytpluckende vant vlies de wol gelijck verwoetDoorpickt het blancke vel, en zuypt t onnoofle Lammeken lijd fmert,doet niet dan droevigh blaren $Maer kan de vogel


. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose . en doodt -, maer hebt„ghy een hert int lijf, fbogaet heen en dreygt een machtigh*, Heer om t leven te brengen , Cicero. XXIII. ■ L J E En hongerige Raef tot ftelen altijd vluggeVloogh t witgewolde Schaep op zijnen bonten rugge:Uytpluckende vant vlies de wol gelijck verwoetDoorpickt het blancke vel, en zuypt t onnoofle Lammeken lijd fmert,doet niet dan droevigh blaren $Maer kan de vogel nóch verfchricken noch het ten leften fpreeckt: bloed-zuypende tyran,Ghy zijt voorwaer op my een dapper helt en man;Op my onnozel dier en weerloos heel met allen:Maer hebdy t hert beftaet den hond eens aen te val Ien:De Raefwotd noch beweegt noch luyftert nae die zanck jZuyptt jonge latnren bloed ;gaet vlytigh haren klachten zijn vergeefs, vergeefs zijn al de tranen, Die voor eerrdwingelanduyt ftorten donderdanen:„ Hy lacht in haer verdriet, hy groey t in hare fmert,j| En voed met haren druck de blyfchap in zijnherc . H Warande der. *pe Vb* en de Bijen,. GElijck het defèn V03, alfbo is t oock Ciceronï gegaen; wantals hy in de kluy ven Cladij ende zijner anderer vyanden ge-raeckt was,foo heeft hy zijn vrienden,ende infönderheydt Ti fontgefcbeven,ende gebeden,dat hy hem te hulpe komen wildcMaer*Pifo antwoord hem, dat hy zijn hulp niet begeeren foude, wantfoo hy hem onderwond te helpen, föo fouden de vyanden des teheftiger ende toorniger op hem vallen, ende geheel XXIV. DE Vos in eenen ftrick geraeckt in duyzend lijen,Befprongen eenen zwerm van hommelende Bijen >Die priemden hem alfins op t heetile van den daghMet angelen in t lijf, daer hy gevangen macker tot hem treed, en raed dat hy te zamenDien zwerm af-fchudden zal die hem zoo deerlijck pramen:Neen zeght de fchalcke Vos, dees Bijekens zijn nu zatVan


Size: 1714px × 1457px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1680, bookidvorstelijckewara82vond, booksubjectemblems