. De flora van Nederland. Plants. Corydalis lutea Fig. 281. C. lütea') D. C. Gele helm bloem (fig. 281). Uit den zeer korten wortelstok, die een groot aantal wortelvezels draagt, komen een aantal rechtopstaande of opstijgende, bebladerde stengels. De bladen zijn 3-tallig, met dubbel gevinde blaadjes, waarvan de zijstandige kleiner zijn. De blaadjes der laatste orde zijn naar den voet wigvormig, eirond- langwerpig, gaaf of ingesneden, blauwgroen. De bloemen staan in een langeren of korteren, tamelijk ineengedrongen, rechtopstaanden, ten slotte hangenden tros, zij zijn citroengeel, aan den top


. De flora van Nederland. Plants. Corydalis lutea Fig. 281. C. lütea') D. C. Gele helm bloem (fig. 281). Uit den zeer korten wortelstok, die een groot aantal wortelvezels draagt, komen een aantal rechtopstaande of opstijgende, bebladerde stengels. De bladen zijn 3-tallig, met dubbel gevinde blaadjes, waarvan de zijstandige kleiner zijn. De blaadjes der laatste orde zijn naar den voet wigvormig, eirond- langwerpig, gaaf of ingesneden, blauwgroen. De bloemen staan in een langeren of korteren, tamelijk ineengedrongen, rechtopstaanden, ten slotte hangenden tros, zij zijn citroengeel, aan den top donkerder, vrij groot. De schutbladen zijn lang- werpig-lancetvormig, getand, met haarvormigen top en zijn korter dan de draadvormige bloem- stelen, die even lang als de vruchten zijn. De spoor is kort, zakvormig, stomp. De doosvrucht is langwerpig-lancetvormig. De zaden zijn glanzend, zeer fijnkorrelig, rimpelig, met afstaand, fijn getand aanhangsel. 1,5-3 dM. ^. MeiâHerfst. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Zuid-Europa in rotsspleten en op muren voor. Bij ons zal zij wel steeds als een ver- v/ilderde sierplant beschouwd moeten worden, doch als een, die goed stand houdt. Zij is hier op oude muren vrij zeldzaam aangetroffen. C claviculata-) 0. C. Rankende helmbloem (fig. 282). Uit den vezeligen wortel komen 1 of meer bijna haardunne, sterk vertakte, scherp vierkante, zachte stengels, die zonder steunsels op den bodem gaan liggen, doch meestal opklimmen tegen struiken, doordat de bladstelen in teere ranken eindigen. De bladen zijn dubbel gevind, eenigszins blauwgroen en teer. De blaadjes 2e orde zijn kort gesteeld, ovaal of langwerpig, wijd uitstaand. De bloemen staan in aarvormige, rechtop- staande, vrij korte trossen tegenover de bladen, zij zijn klein, geelachtig-wit. De schutbladen zijn langwerpig, toegespitst, langer dan de bloem- stelen, korter dan de vruchten. De spoor is kort, iets teruggekromd, stomp. De doosvrucht is kort en bevat 2 a 3 zwarte, g


Size: 1432px × 1745px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants