. De flora van Nederland. Plants. Familie 9. Coniferae Juss. Naaldboonien. Booiiien. zeiden lieesters, met vertal<teii stam. Hout grootendeeis of bijna uitsluitend uit tracheïden (geen vaten) gevormd, bij de inlandsche soorten door vorming van jaarringen en mergstralen met dat der inlandsche Dicotyteae overeenkomend. Bladen des winters meest groen blijvend, lijn- of priemvormig (naalden), zeldzamer scliubvormig, nog zeldzamer met een verbreede bladschijf. Bloemen een- of tweehuizig, zonder bloembekleedsels, geelachtig of groen. Mannelijke bloemen katjesachtig, uit vaak vele schubachtige mee


. De flora van Nederland. Plants. Familie 9. Coniferae Juss. Naaldboonien. Booiiien. zeiden lieesters, met vertal<teii stam. Hout grootendeeis of bijna uitsluitend uit tracheïden (geen vaten) gevormd, bij de inlandsche soorten door vorming van jaarringen en mergstralen met dat der inlandsche Dicotyteae overeenkomend. Bladen des winters meest groen blijvend, lijn- of priemvormig (naalden), zeldzamer scliubvormig, nog zeldzamer met een verbreede bladschijf. Bloemen een- of tweehuizig, zonder bloembekleedsels, geelachtig of groen. Mannelijke bloemen katjesachtig, uit vaak vele schubachtige meel- draden bestaand, die op hunne rugzijde meest 2-6 stuifmeelzakken dragen en aan een min of meer verlengde as zijn ingeplant. Deze zakken zijn een- hokkig en openen zich aan de binnenzijde. Vrouwelijke bloeiwijze uit een aantal bloemen bestaand, die öf als vruchtbladen onmiddellijk 1 of meer eitjes dragen of als schutbladen op hunne buikzijde een meestal veel grooter bladachtig deel, de vruchtschub, dragen, waarop dan aan de naar de as gekeerde zijde de eitjes liggen. Slechts zelden (Taxus) is er een eitje aan den top van den bloemtak. Meestal sluit de vruchttak, als het zaad rijp is, dit in (hij heet dan kegel, deze is meest droog, soms besachtig), zelden bestaat hij uit 1 of enkele vrij liggende steenvruchtachtige zaden. Zaadlobben 2-16, bij de ontkieming meest boven den grond komend. Biologische bijzonderheden. Alle Coniferae hebben om de wortels ectotrophe mycorrhizen (zie hierover bij de Cupuliferae II, blz. 3), De bladen zijn meest naaldvormig en daardoor vaak beschut tegen het opvreten door dieren. Ook wijst deze bladvorm op een xerophytischen bouw. De meeste Coniferae verkiezen dan ook een drogen bodem. De Coniferae hebben windbloemen, alle brengen veel en droog stuifmeel voort, dat gewoonlijk door bedek- kende deelen goed tegen regen beschut is en vaak lucht- blazen (fig. 147) bezit, om een betere verspreiding te bewerken. Meest zit aan het poortje van het eitje een


Size: 1258px × 1986px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants