. Dan. Heinsii Nederduytsche poemata . T. n?iU mundus Amorum efi. De wonderbaere kloot daer in de menfchen fvvermcn^Daer alle dinck in is befloten, een groot al,Gelegen in de zee, en in des hemels ermen ^VVoeft, ront, aen alle kant gelijck^ is onfe baLDe weerelt is den bal, waer mede dat wy fpelen^Het kaetfpel is de locht. de menfch en fiet ghy niet,Hy is nochtans hierin:, en draeyt naer ons bevelen 5Gefloten in den bal, die ghy hier vüeghen fiet. » 2. Harmoniam rerum Amor confervat^ Kuy pt kleyne Kuyper kuypt, die alle man doet buygeir^En treft met u gewelt, en voeget al aen waer het


. Dan. Heinsii Nederduytsche poemata . T. n?iU mundus Amorum efi. De wonderbaere kloot daer in de menfchen fvvermcn^Daer alle dinck in is befloten, een groot al,Gelegen in de zee, en in des hemels ermen ^VVoeft, ront, aen alle kant gelijck^ is onfe baLDe weerelt is den bal, waer mede dat wy fpelen^Het kaetfpel is de locht. de menfch en fiet ghy niet,Hy is nochtans hierin:, en draeyt naer ons bevelen 5Gefloten in den bal, die ghy hier vüeghen fiet. » 2. Harmoniam rerum Amor confervat^ Kuy pt kleyne Kuyper kuypt, die alle man doet buygeir^En treft met u gewelt, en voeget al aen waer het fonderu, de wecrek vielinduygenyDie nu behouden wordt vanu, en anders vaderis eenfmitjeenkoppelfteru moeder j,Ghy maeckt de hoepen vaft van hemel en van ambacht dat rs goet. want ghy zijt den sweerelcs groote ton van cnderganck bewaert. lx 2. Dum^ 70 Ambacht3, Dumcolofoerdmm^hocfio, 4. Exims in dubio eji. M H ^^S F^^B. j. D «;;^ colofxmlndm ^ hoc fio. Mijn wljsheyt, mijn verftandc:, is minder als twee oogcn^Daer werdkk van gcleyc: mijn hert, mijn grooi gemoct,Mijn mannelick gewelt:, en kan fich nist vcnoogen,Alsghymy, o lonckvrou, worde als ghy fijt. ick geef u lijf en finnen,lek volge naer u doen. Godin, daer ick op bou,Ick kom 11 foo na by , dat ick begin te fpinncn,En daer ick was een man, daer ben ick nu een vrou, 4. Exitus in dubio efi, Siet toch eens Venus kindt, en die fich daer benevenGevoechchecfcopderaerdr, een Godt en oockeen Hymen worde genaemt: wiens ambacht is te gevenDe man zijn foete lief, die hy wcl heeft gefir^ is een wonder werck: zy dobbelen met fteenen ^Of zyt oock wefen fal, dat feer als ghy meent te fijn feer vafl: eil op de beenen,De fteen die keerc noch om,de faecke gaet noch mis. 5. Imii V A N C V P I D O. 1 magincm eius mecum gefio. 11 6» Semper recifrocandaferran


Size: 1914px × 1306px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorschrijverpieter15761660, bookiddan, booksubjectemblems