. De flora van Nederland. Plants. 682 PAPILIONACEAE. FAMILIE Lathyrus sativus Fig. 838. 1-3-bloemige trossen op draadvormige, behaarde stelen, die 2-3 maal zoo lang zijn als de bladen, in wier oksels zij staan. De kelk is voorzien van tanden, die even lang zijn als de buis. De stijl is kort, gevleugeld, om zijn as gedraaid. De peulen zijn 3-4 cM lang, 7-8 mM breed, breed lijnvormig, iets opgezwollen, aan de rugzijde gekield, ruw behaard met haren op een knobbelvoet staande en knobbelig ruwe, bolronde, geelachtige zaden (fig. 837) 3-10 dM. G3. Mei—Juli. Voorkomen in Europa en in Nederland.


. De flora van Nederland. Plants. 682 PAPILIONACEAE. FAMILIE Lathyrus sativus Fig. 838. 1-3-bloemige trossen op draadvormige, behaarde stelen, die 2-3 maal zoo lang zijn als de bladen, in wier oksels zij staan. De kelk is voorzien van tanden, die even lang zijn als de buis. De stijl is kort, gevleugeld, om zijn as gedraaid. De peulen zijn 3-4 cM lang, 7-8 mM breed, breed lijnvormig, iets opgezwollen, aan de rugzijde gekield, ruw behaard met haren op een knobbelvoet staande en knobbelig ruwe, bolronde, geelachtige zaden (fig. 837) 3-10 dM. G3. Mei—Juli. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt op onbebouwde en bebouwde plaatsen in Midden- en Zuid-Europa voor en is bij ons alleen aangevoerd gevonden bij Rotterdam. L. sativus ') L. Z a a i 1 a t h y r u s (fig. 838). Deze plant is onbehaard en heeft een krachtigen wortel. De stengels zijn sterk, de blad- stelen smal gevleugeld. De bladen zijn 1-jukkig, met al of niet vertakte ranken, lancetvormige steunbladen, die korter zijn dan de bladsleel en lijn- tot lancetvormige, toegespitste blaadjes. De bloemen zijn wit, zelden rosé of lichtblauw, groot (15 mM) en staan alleen op stelen, die langer zijn dan de bladstelen en korter dan de bladen, in wier oksels zij staan. De kelk heeft bijna gelijke, lancetvormige tanden, die langer zijn dan de buis. De bloemkroon is 3 maal zoo lang als de kelk. De peulen zijn 3-5 cM lang en 12-15 mM breed, ovaal- ruitvormig, samengedrukt, onbehaard, de bovenrand is con- vex, met 2 bladachtige vleugels (fig. 738). Zij zijn meest 4-zadig met 7 mMgroote, kantige, onbehaarde, vuil geelwitte zaden. 1,5-4,5 dM. £. Mei, Juni. Biologische bijzonderheden. Merkwaardig is bij deze plant de asymmetrie der bloem, die trouwens bij L. paluster ook voorkomt. De top van het rechtsche blad van de kiel is naar buiten gewelfd, terwijl het linksche voor den top een diepe plooi naar binnen heeft, voor welke de stijl in de kiel ligt. Het rechter zwaard heeft op de plaats, waar het over den top der


Size: 1450px × 1724px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants