. De flora van Nederland. Plants. TAMILIE 109. â COMPOSITAE. â 439. Centaurea diffusa Fis. 553. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant jjroeit in Zuid-Europa en ooi< in Zwitserland op tieuvels en langs weijen. Zij is bij ons alleen aanj^evoerd gevonden bij Deventer, Asten en Venlo. C. diffüsa ') L. W ij d g c t a k t e c e n t a u r i e (fig. 553). Deze plant is groen, weinig behaard. Zij heeft een sterk vertakten stengel, waaraan de onderste bladen 3-voudig vindeelig zijn . terwijl de stengel- bladen enkel of dubbel gevind zijn met lijn-lancetvormige slippen. De hoofdjes zijn zeer
. De flora van Nederland. Plants. TAMILIE 109. â COMPOSITAE. â 439. Centaurea diffusa Fis. 553. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant jjroeit in Zuid-Europa en ooi< in Zwitserland op tieuvels en langs weijen. Zij is bij ons alleen aanj^evoerd gevonden bij Deventer, Asten en Venlo. C. diffüsa ') L. W ij d g c t a k t e c e n t a u r i e (fig. 553). Deze plant is groen, weinig behaard. Zij heeft een sterk vertakten stengel, waaraan de onderste bladen 3-voudig vindeelig zijn . terwijl de stengel- bladen enkel of dubbel gevind zijn met lijn-lancetvormige slippen. De hoofdjes zijn zeer klein en vormen samen een wijd uitstaande pluim. Het omwindsel is smaliangwerpig, naar den voet versmald, circa 4 niM breed met bleeke, smal lancetvormige blaadjes (fig. 553). De aanhangsels zijn weinig ruw behaard en daarboven strekt zich de stekelige, naar buiten uitstaande top. die hoogstens 4 mM lang is, uit. Deze is evenlang als of langer dan het blaadje. De bloemen zijn witachtig, niet stralend. De vruchten (fig. 553) zijn 2 niM lang. zonder haarkroon. 1-5 dM. 'â _ ⢠. Juliâ September. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant be- hoort thuis in Hongarije, Zuid-Rusland, Turkije en de Levant en is bij ons op eenige plaatsen (Deventer, Middel- burg, Oudenbosch, Asten, Venlo, Dommelen, Arnhem) aangevoerd gevonden. C Calcitrapa-} L Kalketrip (fig. 554). Deze plant is groen, kort behaard. Zij heeft een sterk en uitgespreid vertakten stengel. De bladen zijn niet afloopend, de onderste gesteeld, afgebroken vindeelig met lijn- lancetvormige, getande slippen, de bovenste zijn zittend, lijnvormig, stekelpuntig. De slippen en tanden der onderste bladen eindigen ook in een geelachtige stekelpunt. De hoofdjes zijn talrijk, vrij klein, door schut- bladen omhuld, de zijdelingsche zijn bijna zittend. Het omwindsel is kaal, eirond-kegelvormig, De blaadjes (fig. 554) er van loopen uit in een stijven, geelachtigen stekel, die boven aan den voet ge- groefd is, met zeer korte zij
Size: 1423px × 1756px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants