. De flora van Nederland. Plants. 412 COMPOSITAE. FAMILIE 109. versmald, overlangs gegroefd en draagt een zilverwitte haarkroon, die even lang is als de bloem. 1,5-9 dM. O- JuniâAugustus. De variëteit ,S. denticuldtus ^) Muller is een dwergvorm, heeft bochtig vinspletige bladen en komt op zeer dorren bodem voor. De variëteit y. aiirlciilatiis -') W. Meijer is een schaduwvorm. Deze is kaler, heeft breedere bladslippen en duidehjker oortjes. Biologische bijzonderheden. De veegharen aan den top der stijltakken buigen zich later met die takken halfcirkelvormig om, waardoor het stuif- meel, dat a
. De flora van Nederland. Plants. 412 COMPOSITAE. FAMILIE 109. versmald, overlangs gegroefd en draagt een zilverwitte haarkroon, die even lang is als de bloem. 1,5-9 dM. O- JuniâAugustus. De variëteit ,S. denticuldtus ^) Muller is een dwergvorm, heeft bochtig vinspletige bladen en komt op zeer dorren bodem voor. De variëteit y. aiirlciilatiis -') W. Meijer is een schaduwvorm. Deze is kaler, heeft breedere bladslippen en duidehjker oortjes. Biologische bijzonderheden. De veegharen aan den top der stijltakken buigen zich later met die takken halfcirkelvormig om, waardoor het stuif- meel, dat aan die haren zit, op de nu opengekomen stempelpapillen valt, zoodat als kruisbestuiving is uitgebleven, nu zelfbestuiving plaats heeft. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa op beschaduwde plaatsen, in zandige streken, aan wallen en heggen voor en is bij ons vrij algemeen. De var. ,3. is op het Loo, bij Valthe en Ber- gen-op-Zoom gevonden. Misschien is ook de var. y. aangetroffen. Volksnamen. In Friesland, Oost-Drente en Zuid-Holland gebruikt men voor de plant den naam kruiswortel, in Friesland en op Zuid-Beveland den naam Sint-Janskruid en in Zuid-Limburg den naam spinderik. S. erucifóllus') L (S. tenuifólius ^) Jacq.). Smalbladkruiskruid (fig. 514). Deze plant heeft een kruipenden wortelstok en een stengel, die recht- opstaand, gestreept, vaak vertakt en naar boven weinig spinnewebachtig wollig is. De bladen zijn dofgroen, van boven onbehaard, zittend, vindeelig, van onderen verspreid-behaard , met iets naar voren gerichte, lijnvormige, aan den voet naar voren geoorde, overigens ongedeelde of vinspletig ge- tande slippen. De onderste dezer zijn klein en ongedeeld, oorvormig. De onderste bladen zijn gesteeld, de overige zittend. De bloemhoofdjes vormen een tamelijk gedron- gen, groote schermvormige pluim. Het omwindsel is aan den voet witachtig. De omwindselbladen zijn omgekeerd eirond, toegespitst. Het buiten- omwindsel bestaat uit tal
Size: 1360px × 1837px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants