. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 94. — SCKOPHL'LARIACEAE. — 181 Het lierfstras serótinus') Schönh. is eenige malen bij ons gevonden. Hierbij is de stengel steeds vertakt met boogvormig opstijgende takken. Tusschen de bovenste stengelvertakking en de bloeiwijze staan 3 of meer paren bladen. De bladen zijn lijnvormig, de bloemen en vruchten kleiner dan bij den zomervorm. Bloeitijd: Augustus, September. De variëteit .5. hirsiitus-) All. (R. Alectorólophus Poll., R. Crista üalli ;S, pubescens Fl. B. S.) (fig. 216) heeft den stengel naar boven toe, evenals de schutbladen en kelken min of m


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 94. — SCKOPHL'LARIACEAE. — 181 Het lierfstras serótinus') Schönh. is eenige malen bij ons gevonden. Hierbij is de stengel steeds vertakt met boogvormig opstijgende takken. Tusschen de bovenste stengelvertakking en de bloeiwijze staan 3 of meer paren bladen. De bladen zijn lijnvormig, de bloemen en vruchten kleiner dan bij den zomervorm. Bloeitijd: Augustus, September. De variëteit .5. hirsiitus-) All. (R. Alectorólophus Poll., R. Crista üalli ;S, pubescens Fl. B. S.) (fig. 216) heeft den stengel naar boven toe, evenals de schutbladen en kelken min of meer dicht behaard. De stengel is zelden zwart gestreept, al of niet vertakt. De bladen zijn langwerpig- lancetvormig, op de middennerf zwak behaard. De bovenste schutbladen zijn bleek, driehoekig- ruitvormig, loopen niet in een spits uit en hebben tot aan den top toe bijna even groote, drie- hoekige tanden. De kelk is lang en wit behaard. De bloemkroon is lichtgeel, 15-25 mM lang. met iets gebogen buis, de tanden der bovenlip zijn bijna kegelvormig, lichtviolet. De zaden zijn smal gevleugeld. O. 3-5 Juni. Juli. Biologische bijzonderheden. De bleeke schut- bladen doen de bloeiwijze wat meer opvallen. De kroonbuis heeft een lengte van 9 a lOmM. zoodat hommels met vrij lange en met lange bereiken, insecten met kortere slurven breken van buiten wel in. De helmknopjes (fig. 217, / en 218, /) zitten onder de bovenlip en zijn door haren met elkaar tot een geheel verbonden. De helmdraden zijn stijf, de voorste staan beneden dichter bij elkaar en zijn aan de bin- nenzijde met stijve, spitse doorntjes bezet, die hooger- op ontbreken en daar staan ze ook zoover uiteen, dat een hommelslurf er tusschendoor kan. Dringt deze verder, dan worden de helmdraden uit elkaar gedrongen en daardoor komen de helmhokjes, die met de opengesprongen vlakten als open schalen tegen elkaar liggen, ook iets uiteen (fig. 218, 3) zoodat de Alectorólophus major ji hirsutus Fig. 216.


Size: 1458px × 1713px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants