. Stichtelyke zinnebeelden, en Bybel-stoffen . rgenilar! laat uwe ftraalen, De glans van uw gezegent licht, (Waar voor den glans der waereldt zwicht,) In onze zielen nederdaalen. Ging uwe Star de Wyzen voor, En wees zy hun het regte fpoor, Om u, by uw geboort te groeten, Wy naadren ook tot uwen flal, 6 Grooten Zoens-man van t Heel-al! En vallen needer voor uw voeten. ó Laat t Geloof dat op u bouwt, Van ons zyn, het gefchenk van gout; De ZINNEBEELL^EN. S7 De Wierook , t offer der Mirrhe, t nederig gemoedt,Dat voor u, fchuldt-bekenning doet,Van zonde en dat uw goed
. Stichtelyke zinnebeelden, en Bybel-stoffen . rgenilar! laat uwe ftraalen, De glans van uw gezegent licht, (Waar voor den glans der waereldt zwicht,) In onze zielen nederdaalen. Ging uwe Star de Wyzen voor, En wees zy hun het regte fpoor, Om u, by uw geboort te groeten, Wy naadren ook tot uwen flal, 6 Grooten Zoens-man van t Heel-al! En vallen needer voor uw voeten. ó Laat t Geloof dat op u bouwt, Van ons zyn, het gefchenk van gout; De ZINNEBEELL^EN. S7 De Wierook , t offer der Mirrhe, t nederig gemoedt,Dat voor u, fchuldt-bekenning doet,Van zonde en dat uw goeden Geeft ons leidt,Langs t voetfpoor der gerechtigheidt,En \vy hier naar uw wille leven :Tot dat wy eens van s lichaams bandtOntHaagen, in volmaakter ftandt,Gelyk de Starren fchynzel geven. Pfalm VIII. vers 4, 5. Ah ik uwen heinel aan-zie het werk uwer vingeren, de mane , ende deftarren^ die gy bereidt hebt. IVat is de menfch, dat gy zyner gedenkt ? ende deZoone des menfchen, dat gy hem bezoekt ? D 5 XV. SS S Tri C H T E L Y K EXV. Pfalm cxxxïx. vers i, 2, 3. HEERE gy door-grondt ende kent my. Gy weet myn zitten, en-de myn opflaan; gy mrjiaat van verre myn ge-dagten. Gy omringt ?nyn gaan , ende myn liggen: gy zytalle myne weegen gewent, Wyze: Pfalm 68. Wat is de Heere mildt en goedt,Die ons bewaart, en kleedt, en voedt, Die Z I N N E-B E E LD E N. 59 Die t al]es heeft gegeven, Ten dienfte van ons arme menfch, (Wat dat het hart begeere of wenfch) Om hier op aardt te leven. Die t dagHcht voor ons heeft bereidt, Op dat we ons tot den arrebeidt Begcve, en zeegen wagten : En weder de aardt met floers bedekt, Op dat de nacht ter ruil ons ftrekt, Ter hulp voor onze krachten. ó Nacht! uw donkerheidt trekt zelfOns op , door lucht en ftar-gewelf,Om Godt met lufl te pryzen;Gy kunt ons door uw duifternis,Het hart dat diep bedolven iets t geen groot is wy naar bedt door de arbeidt moe,En fluit het oog door vaak zig toe,Om t licht een wyl te derven :Let traage
Size: 1720px × 1453px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1700, bookdecade1740, booksubjectemblems, bookyear1740