. Coleoptera Neerlandica : de schildvleugelige insecten van Nederland en het aangrenzend gebied. Beetles. XXI. NiTIDULIDAE. 467 XXI. Familie NITIDULIDAE. Dc/c iiiulcr (Icii iKumi v;iii „l'ilncni- ol' Glaiiskuvcrs'' IhjUciuIc insccicii zijn Uleiiic, meestal ccnkleurige, donkere, niet:i;ilgl;mzii;c, blauw- .>('grocuacluige, rcxui-ol'geekiclitige, zcUlzaiiier lichter ol' ilonkcrder gevlekte kcvenjes.' Zij zijn meer ol" nilmler eivormig, lirced-ovaal of cenigszins vierhoekig, soms lang-gestrekt, elliptiscli, zeldzïinier cyündervormig ol zell's bij uit- zondering ecnigszins biiH-kogelvormig


. Coleoptera Neerlandica : de schildvleugelige insecten van Nederland en het aangrenzend gebied. Beetles. XXI. NiTIDULIDAE. 467 XXI. Familie NITIDULIDAE. Dc/c iiiulcr (Icii iKumi v;iii „l'ilncni- ol' Glaiiskuvcrs'' IhjUciuIc insccicii zijn Uleiiic, meestal ccnkleurige, donkere, niet:i;ilgl;mzii;c, blauw- .>('grocuacluige, rcxui-ol'geekiclitige, zcUlzaiiier lichter ol' ilonkcrder gevlekte kcvenjes.' Zij zijn meer ol" nilmler eivormig, lirced-ovaal of cenigszins vierhoekig, soms lang-gestrekt, elliptiscli, zeldzïinier cyündervormig ol zell's bij uit- zondering ecnigszins biiH-kogelvormig en dan met volledig kogelvennogcn (Cybo- ceplialinae); gewoonlijk ecnigszins ge- welfd, soms daarentegen sterk afgeplat, in den regel lijn behaard, zelden onbehaard (Cyllodes, Ips, Cy bocephal ns). Kop nagenoeg tot aan de oogen in het halsschild verzonken, bij de C y boce pli al i n a c zeer groot en het geheele pro- en mesostcrnuni kun- nende bedekken. — Sprieten ii-lcdig, recht, met drie grootere eindleedjes, welke meestal tot eene duidelijke, scherp afgescheiden, soms los gelede knots vereenigd zijn; veelal is de sprietknots rondachtig en dicht geleed (Melige til es); bij Pria (<?) is de knots 4-ledig en gezaagd (1'ig 41, II). Het eerste sprictlid kan gewoonlijk in een mecrof minder diep groetje aan de onderzijde van den kop worden opgenomen. Bij de R hizophaginae zijn de sprieten lo-ledig en is het eindlid zelf een scherp afgescheiden, dichte, ge- woonlijk aan het uiteinde geringde eindknop. Bovenlip onbedekt, hoornacluig, gewoonlijk iets uitgerand, meer of minder scherp inge- sneden of twee-lobbig, soms zeer klein of wel vliezig en dan onder den clypeus verbol- gen (Ipini en R h i z o p hag inae). Voor- kaken inet haakvonnig gebogen, soms twee-tandigen of gesjileteti top, veelal met een of twee tandjes achter het uiteinde, aan den binnenrand bewimperd. Achterkaken ,iii den regel slechts lié-n-lobbig, daar de buitenste lob rudimentair is; bij de B rach y p terin


Size: 1340px × 1864px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1800, bookdecade1890, booksubjectbeetles, bookyear1898