. Stichtelyke zinnebeelden, en Bybel-stoffen . ugdtsgezinden,Aanfchouden met een fterk gezigt,(tGeen zy nu waarlyk ondervinden)t Genot van Godt, en t eeuwig ziet men hen nogh heden leven,Dewyl de geeft met diamant, Htdl Z I N N E-B E E L D E N. 85 Heeft tot hun eeuwige eer gefchreven,(Ach! drukte *t ons ook in t verflant, )Deez zyn in het Geloof wyl zig Godt hun gecnzins fchaamt,Zoo hebben zy die gunfi verworven,Dat Godt iverdt haren Godt aan dan, gy die hier op aarde,Nogh wenfcht te leven naar uw doodt!,Kiefl dan het befle deel van waarde,Waar by geen fchat
. Stichtelyke zinnebeelden, en Bybel-stoffen . ugdtsgezinden,Aanfchouden met een fterk gezigt,(tGeen zy nu waarlyk ondervinden)t Genot van Godt, en t eeuwig ziet men hen nogh heden leven,Dewyl de geeft met diamant, Htdl Z I N N E-B E E L D E N. 85 Heeft tot hun eeuwige eer gefchreven,(Ach! drukte *t ons ook in t verflant, )Deez zyn in het Geloof wyl zig Godt hun gecnzins fchaamt,Zoo hebben zy die gunfi verworven,Dat Godt iverdt haren Godt aan dan, gy die hier op aarde,Nogh wenfcht te leven naar uw doodt!,Kiefl dan het befle deel van waarde,Waar by geen fchat of ftaat , hoe groot,Door s menfchen ooge is te andren zig aan t fnoode draf,Vergaapen, en hun glory bouwenOp fchyndeugdt, eere-zuil, of grafAl t aardtfch, hoe fchoon ook, is verderfFlyk:Deugdt maakt den menfch alleen ontfleriFlyk. 2 Timoth. Cap. iii. vers 5. Hebbende een ge-daante van Godtzaligheidt, maar die de krachtder zelve verloochent hebben. Hebt cok eenmafkeer van deze. F 3 y:\\L 26 S T I C II T E L Y K Plalm cvii. vers 25, 26. Jls hy f pre eb, zoo doethy eenenjlormimndt opjlaan, die haar e golven omhoge verheft, Zy ryzen op na den hemel^ zy daalen neder tot inde afgronden : hare ziek verfmeU van angfl. N og gaat het wel: zoo lang het fchipVüürfpoedig zeilt, geen onweêrs-vlaagen. Z I N N E-B E E L D E N. 8? Geen harde rots , nogh blinde klip, Den Zeeman angfl en vreeze aanjaagen, Dan is men vrolyk en verblydt; Maar word hy van een itorm beloopen, Een florm waar door hy fchipbreiik lydt, Hy moet het met de doodt bekoopen, Al ziet hy in zyn angft en noodt, Naar byflant om, t kan hem niet baten, Het ongeval is veel te groot, Hy is van alle hulp verlaaten. Zoo gaat het veeltydts met den menfch; Want zeilt de hulk van t vrolyk leven, Op s waerelds wyden llroom naar wenfch, Dan zien wy niemant ons begeven. Maar als de windt van tegenfpoedt, Een florm-orkaan van ongelukken, Een fchipbreuk, zoo in naam, als goedt, Door tegenheên, ons koomen
Size: 1732px × 1443px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1700, bookdecade1740, booksubjectemblems, bookyear1740