. Ian vander Veens zinne-beelden, oft Adams appel. Verciert met seer aerdige const-plaeten mesgagers syne oude ende nieuwe ongemeene bruydt-lofs ende . H. Bandt des Houwelijcx binnen der Stadt DevmUt dm i. December 1622. VOO R-R E D E N. Oen vriendelijke Gunft van ouwe föete kennisMy lokten tot de rijm, waar drommel of mijn pen isWast preutlen binnens monts, na dat ik heb icker drie of vier, maar gheen van allen docht,Ik fêy wat fpul is dit niet een van al te dooghen, Met proerd ik pen voor pen, enfmectfe datfê vlooghen, Ik namfe weder op, de beft was flim en gro£


. Ian vander Veens zinne-beelden, oft Adams appel. Verciert met seer aerdige const-plaeten mesgagers syne oude ende nieuwe ongemeene bruydt-lofs ende . H. Bandt des Houwelijcx binnen der Stadt DevmUt dm i. December 1622. VOO R-R E D E N. Oen vriendelijke Gunft van ouwe föete kennisMy lokten tot de rijm, waar drommel of mijn pen isWast preutlen binnens monts, na dat ik heb icker drie of vier, maar gheen van allen docht,Ik fêy wat fpul is dit niet een van al te dooghen, Met proerd ik pen voor pen, enfmectfe datfê vlooghen, Ik namfe weder op, de beft was flim en gro£ Door defe brabbelingh vergat ik al het ftofi Dat ik tot fticht en dicht te vooren hadbegreepen, Dies raakte ik diep in dut enfehreef alkleyne ftreepen, De handt lach onder t hooft, den elbooch op de knie. Ik had mijn finnen albehalven twee of drie, Die waren op de loop, en maakten t (pul te grabbel, Mijn onbeftuerde handt fchreef niet dan kribbe krabbel. Had yemandt my beloert die had fich flapghelacht, t Was feecker voor my niet daar ik om fat en dacht, Maar denkt niet dat ik wil myn fantafy vertrecken. Het wit gedoekte volk dat foude met my gecken, Mm Ik. 274 Ik kenfe al te wel al ftorf ik van verdrietMen feyde evenwel tot my dat fchaad u niet,Dat fchaadu niet een bair, dat wert u toe ghefondenVan onfen lieven Heer voor al u pekel zonden. Zégen wenfeh tot de nieuvvgebouwd*. WEI Mufa wat is dit, wat hebt ghy voorgenomen,Wat hebt ghy in u fin te temen van mijn dromen»Te temen van mijn dut en wonderlijk tatfben,Wat heeft een ander met dees voddery te doen,Maar wilt na uwen aardt met foet ghefeyde reden,Met foete koofèry tot deefe Liefj es treden,Tot deefefegh ik die nu heden deefen daghGeftriktfyn mette knoop, die niemandt breken mach,Die niemandt dan de doodt, ent geyl onkuyflche minnen,Kan ryten van malkaar, wat taal fal ik beginnen,Wat luk, wat heyl, wat vreucht, wat zegen-rijke fpoet,Sal ikdit lieve Paar doch wenfehen voor eengroet?Och! gingh het na mijn wenfeh, den H


Size: 1539px × 1623px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1600, bookdecade1640, booksubjectemblems, bookyear1642