. Hof-gedachten, dat is, invallen, by gelegentheyt oft op't gesichte van boomen, planten, bloemen, kruyden, en diergelijcke aerdt-gewassen, verweckt, in't Buyten-leven . bijfter grooten laft,Diehinghdaeraeneenftapel fagh een mis-boop boven dat,Geleydt gantfeh dichte by de pat,.En daer op ftroo, en kaf geftrooyt,.-Of in het wilde wegh-gegooyt;Dat was een fpeeltje voor de windt,Een fpeeltje voor- een boere kindt,öf t mocht miflehien ook dickmael zijn,Een leger van een gortigh fwijn;.Hier op foo bleef ick ftilie ftaen,En hebbe dit gefpreck gedaen,: - Mijn ziel, neemt acht op datje liet,É
. Hof-gedachten, dat is, invallen, by gelegentheyt oft op't gesichte van boomen, planten, bloemen, kruyden, en diergelijcke aerdt-gewassen, verweckt, in't Buyten-leven . bijfter grooten laft,Diehinghdaeraeneenftapel fagh een mis-boop boven dat,Geleydt gantfeh dichte by de pat,.En daer op ftroo, en kaf geftrooyt,.-Of in het wilde wegh-gegooyt;Dat was een fpeeltje voor de windt,Een fpeeltje voor- een boere kindt,öf t mocht miflehien ook dickmael zijn,Een leger van een gortigh fwijn;.Hier op foo bleef ick ftilie ftaen,En hebbe dit gefpreck gedaen,: - Mijn ziel, neemt acht op datje liet,Én fcheydt hierfonder voordeel niet jLet eens wat hier de Bou-man doet,Ky peift, en druckt fijn befte goet,Hy hanghter f vare fteenen aen,Én houdt et foo gefpannen ftaen,\Maer nietigh ftroo, en ydel kaf,Daer fcheyt hy vry wat lichter af,Dat laet hy los, en onbelaft,Nadien hy daer niet op en fegh my doch geminde ziel >Wat u hier op in t herte viel. VVien Godt bemint,dien wort getucht,Soo dat hy veeltijts deerlijck fucht,-Maer wieder weent, of wieder klaeght,Hyis geluckigh die t verdraeght. XXXIIL 3* XXIII. Op H uytwyen van Onkruyt >. ICk treek dit wiedt op heden uyt,Vermidts het al te weeligh fpruyt,En dat het, door het gantfche bedt,Den aenwafch van het moes , dat et aen het eetbaer groen,Geduerigh hinder plagh te doen. Maer fïet, dit onkruyt wegh-geleyt,Wort noch tot nutte mis bereyt,Soo dat hier door tonvruchtbaer zant,Ten leften wort tot draeghbaer lant. Chy blijft ons Vader, lieve Godt,Al over-treet men u gebodt;Het onkruyt, dat ick heb gevoedt,Heeft nut geweeit aen mijn gemoedt, Niet twijl het in mijn hofjen ftont,Maer doen men t fcheyden van den gront. De fonde, die ick heb begaen,Heeft my by-wijlen goet gedaen;Want doen het vleefch my hadt bevleckt,Ben ick als van den doot verweckt. Siet, als ons Godt genadigh is,Soo wordt het onkruyt nutte mis,Soo dat niet felden oock het quaet,Aen recht-vermoeyde zielen baet. Een menfeh, die eer
Size: 1782px × 1402px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookauthorcatsjac, bookcentury1600, bookidhofgedachtendati01cats